Laat je stembiljet voor meer kleur spreken dan alleen rood
05 maart 2021Geschreven door Eva Visser
In 2019 vierde Nederland het 100-jarige bestaan van het algemeen kiesrecht, kiesrecht voor iedereen. Het Groninger museum illustreerde destijds de bijhorende strijd aan de hand van een expositie; van historische media, de actievoerders, tot aan het feminisme van nu. Zodoende begaf ook ik me als bezoeker tussen de feministische leuzen, om bij het gastenboek te eindigen. Waar bij openslaan, tussen alle kriebelzinnen iemand terecht een kanttekening plaatste: “Een tentoonstelling van wit feminisme. Do better.” Al terugfietsend dacht ik erover na. Figuren met een prominente rol in de strijd voor gelijke rechten, in het bijzonder de Groningse Aletta Jacobs, genieten nog steeds aanzien in de stad. Maar streden zij echt voor iedereen?
Het recht tot hoger onderwijs, seksuele vrijheid, stemrecht en vrijdenken zijn de vier pijlers van Aletta Jacobs haar levensloop geweest. Daarbovenop bracht zij als eerste vrouwelijke studente aan de Rijksuniversiteit Groningen en tevens eerste vrouwelijke arts in Nederland, heel wat roering met zich mee. In de huidige tijd heeft deze roering zich vertaald naar erkenning; denk aan de Aletta Jacobshal, de buste van Jacobs voor het Harmoniegebouw en de Aletta Jacobsprijs. Maar, hierbij ligt de focus voornamelijk op Jacobs’ interventie in de Nederlandse samenleving. Dit terwijl Jacobs zich ook involveerde in het wereldwijde pleidooi voor progressie. Zo maakte zij samen met de voorzitter van het Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht, de Amerikaanse Carrie Chapman Catt, tussen 1911 en 1912 een wereldreis om gelijke rechten wereldwijd te bevorderen. De reis voltrok zich op drie werelddelen: Afrika, Azië en Europa.
Jacobs deed verslag van haar bevindingen aan de hand van brieven, later gepubliceerd als gebundeld werk en in de Telegraaf. Wat maakte de Groningse, voor het eerst buiten Europa, nou eigenlijk van de koloniale wereld waar ze op stuitte? De zelfverzekerdheid en vooral ook de onverzettelijkheid die Aletta thuis zo vooruit spuwde, krijgt in het licht van deze brieven een hele andere invulling. Zo pleit Jacobs voor het sterken van de positie van vrouwen in bezette gebieden, met name Indonesië en Zuid-Afrika, maar stelt zij zich in haar oproep alleen solidair op ten opzichte van witte vrouwen. Van pogingen om ook vrouwen van kleur te betrekken is geen enkele sprake. Sterker nog, haar reisverslagen prijzen de Nederlandse onderdrukking, vanuit de opvatting dat de oorspronkelijke bewoners zich alleen volledig kunnen ontplooien aan de hand van Nederlandse inmenging. Zoals blijkt uit deze passage: ‘Van een volk dat uit zich zelf zoo beschaafd is, moreel en hoog staat, kan met goede leiding wat goeds groeien. Op die leiding komt ’t echter aan.’ Daarnaast weerklinkt in haar brieven een koloniale stem die bagatelliseert vanuit racisme wanneer zij Zuid-Afrika aandoet. Zo omschrijft Jacobs de zwarte bevolking van Zuid-Afrika meermaals als ‘kindertjes’ en beschrijft ze de wens van haar compagnon om zich een kind toe te eigenen: “Mrs Catt heeft reeds den wensch geuit om op haar verjaardag van ons zoo’n klein ni____tje cadeau te krijgen, maar het mag dan niet grooter worden.” Haar woorden, naast hun denigrerende uiting, impliceren een onderscheid in intellect tussen haar eigen elitaire identiteit en de onvolwassen onzelfstandige ander.
Deze passages zijn slechts het tipje van de sluier, de brieven staan bol van uitspraken doordrenkt in racisme en koloniale toon. Wellicht valt het een en ander van Jacobs opvattingen aan de tijdgeest af te schrijven. Alleen, in hoeverre kan tijdgeest een excuus zijn voor een individu dat zich actief mengde in het vrije denken en juist manieren zocht om buiten de tijdgeest te stappen? Waar Aletta haar visie betreft feminisme niet wilde wijden tot een inclusiever perspectief, deden andere feministische activistes dat destijds wel. Ja, Aletta leverde een grote bijdrage aan emancipatie van witte vrouwen in een maatschappij die hen structureel buitensloot. Maar besmeurde destijds ook het feminisme en vrijdenken met een onvervalste koloniale en racistische blik en leefwijze.
Wat de volgende vragen doet rijzen. Tot op welke hoogte weegt een racistisch verleden mee in het prijzen van de verkregen rechten van nu? Als samenleving kijken we niet over racisme heen, maar er omheen. We zijn ons er immers wel van bewust, maar een actieve confrontatie gaan we liever uit de weg. Het is een privilege om er kritisch over na te denken in plaats van het direct te ervaren. Laten we daar als maatschappij langer bij stilstaan. Dat begint bij jezelf, gebruik je recht en kies voor een blik buiten de kaders. En wat mij betreft, is allerminst de eerstvolgende tentoonstelling (en die daarna ook) van het Groninger museum een in het teken en ere van mensen van kleur.