De overkant. Zo wordt Zeeuws-Vlaanderen genoemd in Zuid-Beveland, het Zeeuwse schiereiland waar ik vandaan kom. Het is een plek waar je niet heen gaat tenzij het moet. Het is bijna in België en de tunnel is te duur om er heen te gaan zonder daar een goede reden voor te hebben, zo werd mij verteld. Het lijkt soms wel alsof heel Nederland, inclusief Middelburg en Den Haag, zo over deze regio denkt. Zeeuws-Vlaanderen is een bijzaak, een regio die vaak simpelweg vergeten wordt. De regio is economisch achtergesteld, heeft amper openbaar vervoer in verbinding met de rest van het land en is afhankelijk van de zware industrie en toerisme. Over het toerisme gaan we het in dit stuk niet hebben, maar hier komt op een later moment meer over.

Dit heeft grote gevolgen voor deze regio. Doordat Zeeuws-Vlaanderen een exclaveEen exclave is een regio die politiek gezien wél, maar op de kaart niet verbonden is aan haar moederland is aan de rand van België, is het altijd lastiger geweest om deze regio op dezelfde manier te bereiken als de rest van het land. In 2003 is hier een grote verbetering in gekomen met de aanleg van de Westerscheldetunnel. Toch is de tol, die tot 2025 geheven wordt, voor veel mensen een te hoge drempel geweest om Zeeuws-Vlaanderen daadwerkelijk te betrekken bij de rest van de provincie.

Bredabus

Voor vele inwoners van Zeeuws-Vlaanderen was de welbekende ‘Bredabus’ de uitkomst. Dit was voor inwoners die niet in bezit waren van een rijbewijs of auto de beste verbinding met de rest van het land. De mensen die hier gebruik van maakten studeren en werken vaak in Breda. Veel Zeeuws-Vlaamse jongeren hebben een leven in Breda opgebouwd, juist door de makkelijke verbinding met de regio. Door het wegvallen van deze bus is de angst groot dat deze mensen de binding met de regio gaan verliezen. De Bredabus, die al bestaat sinds de watersnoodramp, wordt nu opgeheven omdat er geen winst meer op te behalen valt. Deze blik op het openbaar vervoer en de regio is typisch voor hoe er altijd met Zeeuws-Vlaanderen, en vele andere landelijke regio’s in ons land, wordt omgegaan. Zeeuws-Vlaanderen is een ‘afterthought’, een plek waar alleen aan gedacht wordt als het uitkomt. Als er vervuild moet worden bijvoorbeeld.

Industriële vervuiling

Met grote locaties van Dow Chemical in Terneuzen en Yara in Sluiskil, is Zeeuws-Vlaanderen een van de grootste chemische clusters van Noordwest-Europa. Dit levert naast werkgelegenheid ook heel veel vervuiling op. Zo zit de Westerschelde vol met PFASPFAS zijn door mensen gemaakte stoffen die moeilijk afbreken in het milieu. Ze zitten in producten zoals pannen, kleding en verpakkingen. Ze kunnen schadelijk zijn voor de natuur en gezondheid., waardoor afgeraden wordt om vis, garnalen en schelpdieren uit de Westerschelde te eten. Zelfs eieren van kippen uit eigen tuin zijn niet meer veilig.

Het terrein van Dow Chemical bij Terneuzen.

Het terrein van Dow Chemical bij Terneuzen. Foto: FaceMePLS

Door industriële vervuiling in de Kanaalzone rondom Terneuzen en Sas van Gent is er zoveel industriële luchtvervuiling, dat er in sommige jaren meer dan 20% ‘ernstige geurhinder’ was in Sas van Gent en Sluiskil. Ter vergelijking: in de regio rondom Tata Steel is dit slechts 8%. Meer dan 40% van de bewoners in de regio Sas van Gent en Sluiskil geeft aan zich zorgen te maken om de eigen gezondheid door de industrie in de omgeving.

Het meest schokkende is nog wel dat kinderen in de Kanaalzone een lager geboortegewicht hebben. Moeders die dicht bij de industrie wonen, krijgen baby’s van gemiddeld 75 gram lichter. Kinderen van 7 tot 13 jaar die in de buurt van industriegebieden wonen, scoren slechter op longtesten en hebben vaker last van piepende ademhaling en droge hoest. Daarnaast gebruiken volwassenen in de buurt van vervuilende industrie tot 15 procent meer medicijnen tegen hart- en vaatziekten.

Fossiele subsidies

Deze vervuilende bedrijven zijn hier gekomen in de jaren ‘70 van de vorige eeuw. Toen was net het gasveld bij Slochteren ontdekt en wilde de overheid daarmee de grote industrie stimuleren. Ondertussen staat Yara, een kunstmestproducent waarvan 90% voor de export bestemd is, in de top 10 van Nederlands grootste energieverbruikers en CO2-uitstoters. Het bedrijf verbruikt 2 miljard kuub aardgas per jaar; dat is evenveel als 1,3 miljoen huishoudens en 5 procent van het totale verbruik in Nederland. De bedoeling was dat deze grote bedrijven belastingkorting op hun gas kregen – ondertussen berucht als de ‘fossiele subsidies’ – omdat ze bij zouden dragen aan de Nederlandse economie door onder andere voor werk te zorgen en belasting te betalen.

Belastingontduiking

Yara is alleen geen groot fan van belasting betalen. De Nederlandse dochter van Yara moest in 2012 een enorm bedrag terugbetalen aan de Nederlandse belastingdienst omdat ze een veel te lage winst zou hebben gerapporteerd. Yara Nederland meldde dat ze toen ruim 29 miljoen euro winst boekte, maar de Belastingdienst stelde vast dat de winst ruim 162 miljoen euro bedroeg. Yara droeg onder andere ten onrechte 43 miljoen winst over naar een ander dochterbedrijf in Zwitserland.

En al zou Yara netjes haar belasting hebben betaald, dan heeft het bedrijf alsnog grote negatieve effecten op Zeeuws-Vlaanderen. Om jaarlijks 3,5 miljoen ton kunstmest te maken, produceert de fabriek in Sluiskil maar liefst 1,9 miljoen ton ammoniak, naast de al eerder genoemde enorme CO2-uitstoot. Deze enorme vervuiler zou niet welkom moeten zijn in een regio waar de economie in 2023 kromp met 5,5%. Hiermee staat Zeeuws-Vlaanderen, na regio Overig Groningen, op de tweede plek van de snelst krimpende regio’s op economisch vlak van Nederland. De verwachting is dat deze ontwikkeling zich in 2024 alleen nog maar verder doorzet.

Wie verdient hier echt aan?

Wat ook zeker niet verkeerd begrepen moet worden is wie er het meeste geld verdient aan de zware industrie en waar dit geld naartoe gaat.

Het hoofdkantoor van DOW Chemical staat in Michigan, het hoofdkantoor van YARA staat in Skøyen, Noorwegen. Dat betekent dat het grote geld dat betaald wordt aan topmensen van deze bedrijven — geld dat verdiend is in onder andere Zeeuws-Vlaanderen — weggesluisd wordt naar de VS en Noorwegen en niet weer uitgegeven kan worden in de Zeeuws-Vlaamse economie.

Alle nadelen komen neer op de schouders van de Zeeuws-Vlaming, die niet alleen opdraait voor de kosten van het opruimen van de rommel en de gevolgen voor de gezondheid van de industrie, maar ook slechts een klein deel van de economische voordelen van deze activiteiten terugziet.

Kerncentrales

Als klap op de vuurpijl kijkt het kabinet nu naar Terneuzen als locatie voor de bouw van nieuwe kerncentrales. De komende maanden wil minister Hermans overleggen met gemeenten, provincies, havenbedrijven en grondeigenaren om te bepalen welke plekken geschikt zijn. Het onderzoek naar Terneuzen als mogelijke locatie komt niet als een grote verrassing. Tennet werkt in dit gebied al aan een nieuw hoogspanningsstation met leidingen, wat in 2034 klaar zou moeten zijn. Dit zou mogelijkheden bieden om ook de aangeleverde stroom van een kerncentrale te vervoeren, nog los van de zware industrie in dit gebied natuurlijk die enorm veel elektriciteit nodig heeft.

Wat hier niet begrepen lijkt te worden, is dat er een zichzelf versterkend effect optreedt. Een gebied waar al veel zware industrie is, wordt automatisch aantrekkelijker voor grootschalige energieopwekking. Hierdoor komen de publieke voorzieningen nog meer onder druk, waardoor ze duurder en minder goed worden. Hierdoor wordt de regio wanhopiger voor investeringen, waardoor ze rijp zijn voor uitbuiting door grote private investeerders van buitenaf.

Maar in hoeverre wordt er gekeken naar de behoeften van de regio zelf? Zoals de burgemeester van Borsele vorig jaar zei, staan de Zeeuwen niet bepaald te springen om extra kerncentrales. “De plannen hebben grote gevolgen voor de leefkwaliteit en het veiligheidsgevoel.” Over de inspraak van burgers rondom kernenergie heeft Sal van den Berg laatst een geweldig artikel geschreven voor OverDWARS.

Investeringen nodig

Maar is hier wat aan te doen? De overheid moet dringend investeren in de regio. Niet alleen moet het openbaar vervoer en het wegennet verbeterd worden, ook moet er gewerkt worden aan een plan om de regio niet afhankelijk te laten zijn van een klein aantal grote bedrijven. Er moet geïnvesteerd worden in een veelzijdige en diverse economie.

Zeeuws-Vlaanderen moet een regio worden waar ook niet-chemische bedrijven zich willen vestigen. Een regio waar meer gebeurt dan inwoners laten opdraaien voor de problemen die de industrie oplevert. Er is genoeg ruimte en goedkope grond, buiten de toeristische gebieden rond Cadzand, die lokale bedrijven graag zouden gebruiken. Het is aan de overheid om te investeren in lokale initiatieven en bedrijven, zodat het geld wat verdiend wordt in de regio, ook daadwerkelijk in de regio blijft. Als deze investeringen slim gedaan worden, kan dit op een toekomstbestendige en groene manier. Op deze manier worden de inwoners van Zeeuws-Vlaanderen eindelijk verlost van de negatieve spiraal waar de regio al decennialang in lijkt te zitten.