Vermogensongelijkheid: Oorzaken en Oplossingen 

“Biertje?” Vraagt mijn studiegenoot op een huisfeestje. De groene letters op het flesje spellen ‘Heineken’. Tot zover een herkenbaar verhaal voor de gemiddelde student. Maar wat je niet zo een-twee-drie met dit flesje associeert is het economische verhaal achter dit biertje. Het verhaal van de vermogensongelijkheid tussen jou en Charlene de Carvalho-Heineken.

door de Commissie Enonomie

Charlene is de dochter van oud-directeur Freddy van bierbrouwerij Heineken. Ze erfde zijn aandelenpakket en werd miljardair. In 2002 had Charlene een lekker startkapitaaltje van €3,2 miljard. In zeventien jaar werd dat ‘startkapitaaltje’ meer dan vier keer zo groot en heeft Charlene inmiddels €14,2 miljard op haar naam staan. Geld, waar Charlene niet zelf voor gewerkt heeft, wat zich vermenigvuldigt als muizen in Amsterdam en wat Charlene in haar hele lang zal ze leven niet zelf op kan maken.

De Commissie Economie van DWARS stelt dat inkomen uit vermogen zwaarder belast moet worden. In dit stuk geven wij vier redenen waarom wij vermogensongelijkheid een slechte zaak vinden, leggen we uit waardoor vermogensongelijkheid ontstaat en hoe we dit, binnen de kaders van ons belastingsysteem, kunnen aanpakken.

Ongelijkheid in Nederland

Maar we beginnen bij het begin. Hoe zit het met de vermogensongelijkheid in Nederland? Vermogen is het totale bezit aan geld en goederen na aftrek van de schulden. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meet vervolgens de mate van vermogensongelijkheid aan de hand van de Gini-coëfficiënt. Dit is een getal tussen 0 en 1, waarbij de 0 staat voor volledige gelijkheid en de 1 voor volledige ongelijkheid. In 2017 was de Gini-coëfficiënt voor vermogensongelijkheid in Nederland 0.787. Vergeleken met inkomen, een Gini van 0.29, is de vermongensongelijk zeer hoog. Oud-DWARSer en econoom Piet Rietman schreef in de Volkskrant dat Nederland na de Verenigde Staten de grootste vermogensongelijkheid heeft van alle westerse landen. In Nederland heeft de rijkste 10% samen namelijk 64% van al het vermogen op zak.

De aanklacht tegen vermogensongelijkheid 

Vermogensongelijkheid hangt als een schaduw over de Nederlandse maatschappij. Ethische argumenten tegen vermogensongelijkheid zijn dat Nederland meritocratisch moet zijn: ergens voor werken moet meer opleveren dan het rendement op je belegging. Daarnaast hebben minima dat extra geld harder nodig dan ‘maxima’. Twintig euro betekent een week boodschappen voor de alleenstaande moeder in de bijstand of een leuke fooi voor de serveerder van mevrouw Heineken. Een macro-economische reden tegen vermogensongelijkheid is de welvaart van het land. Het hele land gaat erop vooruit als er geld van de vermogenden naar de minder vermogenden gaat aangezien de laatste groep meer uitgeeft, hetgeen de economie stimuleert. 

De oorzaken van vermogensongelijkheid

Om de vermogensongelijkheid te verminderen, is het belangrijk om weten wat eraan ten grondslag ligt. Wij bespreken enkele van de belangrijkste oorzaken.

Volgens de Franse econoom Piketty is het zo dat het gemiddelde rendement op kapitaal (e.g. aandelen en huizen) veel hoger ligt dan de economische groei. Het gemiddelde rendement op bijvoorbeeld aandelen ligt vele malen hoger dan de economische groei. De mensen waarvan een groter deel van het inkomen bestaat uit vermogensinkomsten profiteren hiervan.

Ook overerfbare ongelijkheid is een belangrijke oorzaak. Bijvoorbeeld, zeer vermogende ouders kunnen met hun geld er voor zorgen dat hun kinderen het beste onderwijs krijgen, hetgeen hen meer kans geeft op een goede baan later. Als deze kinderen dan na het overlijden van hun ouders een enorm bedrag erven, ontstaat er dus zowel langs de materiële als de immateriële weg een soort overerfbare ongelijkheid.

Het belastingstelsel verergert vermogensongelijkheid. Ten eerste, inkomen uit arbeid wordt vele malen hoger belast dan inkomen uit vermogen – 37 à 50% (box 1) versus 26 à 30% (box 2 of 3). Bij de mensen die het grote geld bezitten, hangt het inkomen veel minder af van inkomsten uit arbeid dan bij de midden- en onderklasse. Ten tweede, in Nederland wordt daadwerkelijk behaalde rendement niet belast maar wordt een rendement verondersteld. Naarmate er meer rendement wordt behaald, neemt de belastingdruk juist af.

Oplossingen

De volgende oplossingen tegen de ongelijkheid in vermogen zijn nodig. De eigenaardige belasting op vermogensinkomsten (box 3) gaat op de schop. Ten eerste, de belastingvrije voet voor vermogen – nu een slordige 30.000 euro – gaat omhoog om kleine spaarders te ontzien. Ten tweede, het fictieve rendement over vermogensinkomsten in de eerste schijf – tot 75.000 – moet omlaag. De middelste van de drie schijven in box 3 gaat van 75.000 tot 975.000 euro. Deze schijf beslaat te veel; dit moeten meer (2-3) schijven worden.

In het algemeen moet het tarief voor de lagere schijven omlaag en voor de hogere schijven moet het procentuele tarief omhoog. Zo sla je twee vliegen in een klap: een realistischere en meer progressieve vermogensrendementsbelasting. Ook moet de inkomstenbelasting (box 1) omlaag, zeker voor de onderste schijf – tot € 68.508 – om de laagste inkomens te ontzien. In combinatie met de vernieuwde vermogensrendementsbelasting, krijgen de lagere sociaal-economische klassen zo meer de kans vermogen op te bouwen. Ook moet de erfbelasting alsmede de belastingvrije voet, ofwel vrijstelling, omhoog. Zo worden midden- en lagere klassen niet disproportioneel geraakt.

Conclusie

De rijkste 10% Nederlanders heeft een bovenmatig aandeel van het vermogen in handen, namelijk 64%. De grote vermogensongelijkheid komt doordat het rendement op kapitaal hoger ligt dan het de economische groei. Beleggen in aandelen of huizen brengt meer op dan een baan. Vermogen overleeft de dood, de intergenerationele ongelijkheid is aanzienlijk. Het belastingstelsel versterkt dit verschil in plaats van het te verminderen. Inkomen uit arbeid wordt aanzienlijk zwaarder belast dan inkomen uit vermogen. Het fictieve rendement in box 3 is onrealistisch, zeker voor de laagste schijf. Meer schijven zijn nodig om onderscheid te maken tussen portefeuilles van tienduizenden en miljoenen euro’s. Ook de belastingvrije voet en het tarief van de erfbelasting moeten omhoog. Ten slotte raden we aan de inkomstenbelasting bij de onderste schijf te verlagen. Zo heeft mijn studiegenoot met z’n biertje nog eens een echte kans om zelf vermogen op te bouwen. 

lees ook

LVolg ons op facebook

L