Het is 2067. In een schommelstoel zit een oude man naar het nieuws te luisteren. Spanningen tussen religieuze groeperingen. Op het tapijt voor hem zit een klein meisje te spelen. De oude man zegt: “Wist je dat ik ooit deel heb uitgemaakt van een religieuze oorlog? Ik heb met succes tegen een gevaarlijke geloofsovertuiging gestreden.” Het meisje kijkt op. “Nee opa. Wat voor religie was dat dan?” “Ik zal je vertellen wat voor gevaarlijke religie dat was,” antwoordt de man.

“De religie was groots op deze aardbol. Bijna iedereen hing het aan. Deze aanhangers werden geleid door machtige mensen. Het waren vooral middelbare en oudere mannen in traditioneel zwarte kostuums. De leiders boden hoop, vonden de aanhangers. De leiders deden alsof ze het beste met hun volgers voor hadden, maar het ging ze vooral om zelfverrijking.

“Deze religie kende gevaarlijke rituelen. In november en december kwamen er duizenden mensen bijeen om al hun geld weg te geven aan hun religie. Op het eerste gezicht voelden ze zich dan goed, maar ze schoten er niets mee op. De leiders zijn de enigen die er beter van worden. En het geluk dat de aanhangers eraan overhielden? Helemaal niets.

“Deze religie was het enige waar men nog aan kon denken. Tegenstanders werd het moeilijk gemaakt. Wie niet meedeed, hoorde niet bij de maatschappij. De religie kende bepaalde waarden en deze waarden waren overal in de maatschappij te vinden. Op plekken waar het niet hoorde. In het bedrijfsleven, de gezondheidszorg, het openbaar vervoer en zelfs het onderwijs. De publieke en private sectoren zaten er vol mee.

“Gelukkig hebben de tegenstanders – mijn bondgenoten en ik – deze religie uitgeroeid. We zijn een eigen beweging begonnen. Een beweging die zo sterk was dat we alle gelovigen naar onze kant wisten te trekken. We hebben hen laten zien dat het anders kan. Dat Nederland kan veranderen. Steeds meer mensen vielen van hun oude geloof af, en zonder hen waren de leiders machteloos. Zo hebben wij Nederland veranderd en deze gevaarlijke religie bestreden.”

“Maar opa Jesse, hoe heette dit gevaarlijke geloof dan?” vraagt de kleindochter. De oude man moet glimlachen en antwoordt met één enkel woord: “Economisme”.

Dit artikel is deel van de OverDWARS religieweek.