Twee weken geleden kopten vele kranten dat de Noordpool twintig graden warmer was dan normaal. Op dat moment bevond ik mij boven de poolcirkel om meer over olie, energie en het arctische gebied te leren. De Noorse Ambassade in Den Haag had verschillende Politieke Jongerenorganisaties (PJO’s) uitgenodigd om hierover het gesprek aan te gaan. Wij bezochten in Oslo en Tromsø ministeries, bedrijven, onderzoeksinstellingen en onze collega-PJO’s. Bij deze een verslag.

Hoewel Noorwegen veel groter is dan Nederland, heeft het land slechts vijf miljoen inwoners. In bijna het gehele energieverbruik van Noorwegen wordt voorzien middels waterkracht. ‘Geweldig’, denk je dan, ‘Wat een groen land!’. Maar zo groen is Noorwegen niet: 20% van het energieverbruik in Europa komt namelijk van Noorse olie. Ook Nederland is een grootgebruiker van deze olie.

Statoil is een olie- en gasbedrijf van Noorwegen, dat voor 66% in handen van de Noorse staat is. De verwevenheid van de politiek en olie-industrie blijkt wel wanneer wij zowel bij het Ministerie van Petroleum en Energie als bij Statoil identieke verhalen te horen krijgen: “Olie en gas zijn nodig als transitiemiddel, want ze zijn schoner dan kolen,” en “Onze boringen zijn schoner dan in andere gebieden”.

“Olie & gas zijn nodig als transitie”

Statoil kijkt momenteel naar de mogelijkheden voor nieuwe boringen in de Barentssee – het water dat boven Noorwegen en Rusland ligt (en daarmee boven de poolcirkel). Anno nu investeren in nieuwe boringen betekent dat we over veertig jaar daar nog aan vast zitten om de investering terug te verdienen. Vragen hierover werden ontwijkend beantwoord, veelal met een positieve propagandadraai: ze zijn intussen bezig met het bouwen van minstens zeshonderd windmolens aan de kust van het Verenigd Koninkrijk. Een andere Noorse trots is dat in de industrie gebruik wordt gemaakt van Carbon Capture and Storage (waarover je onderaan dit artikel de mening van DWARS leest). Ze dragen in kennis zelfs bij aan deze afvangmethode in Rotterdam.

Toch zijn ook in Noorwegen de alarmbellen gaan rinkelen. De gevolgen van het veranderende klimaat zijn er immers dagelijks zichtbaar: niet alleen door de smeltende poolkappen, maar ook bijvoorbeeld het aantal soorten en hoeveelheid vis in zee zegt veel over de verandering van het klimaat. Daarom is onderzoek in het Arctische gebied ook zo belangrijk.

Regelmatig werd benadrukt dat de relaties met Nederland goed zijn bij onderzoek in het Arctische gebied, omdat wij ons zorgen moeten maken over onze lage ligging. Zo werkt Nederland mee aan onderzoek naar alternatieve energievoorzieningen, naar superalgen die CO2 verbruiken en naar de mate waarop de kappen smelten.

“Gratis parkeren met een elektrische auto: iets voor Amsterdam?”

Wij kunnen ook nog veel leren van Noorwegen, voornamelijk in het stimuleren van een laag en schoon energieverbruik. Zo belast men elektrisch rijden in Noorwegen niet, waar vervuilende auto’s erg hoog zijn belast. Parkeren voor elektrische auto’s is zelfs gratis. Daarom alleen al zou heel Amsterdam aan een elektrische auto gaan. Het gevolg? Zeventig procent van de auto’s die nu worden verkocht in Noorwegen zijn elektrisch.

Noorwegen is erg dubbel in haar energiebeleid. De groene partij is erg klein in Noorwegen en de olie is een enorme inkomstenbron. Zij boren olie naar de vraag die komt vanuit Europa: laten we deze vraag verminderen en zelf of in samenwerking met Noorwegen voor meer groene energie zorgen. Zo vergeten wij niet alleen de Noordpool, maar ook ons eigen hoge Noorden niet.

Als je vragen of opmerkingen hebt of als je zelf met deze onderwerpen aan de slag wilt, vertelt Iris je graag meer en is bereikbaar via iris@dwars.org.

Uit de Energievisie van DWARS, Oktober 2015, p.9: ‘Carbon Capture and Storage (CCS) is een methode om de CO2-uitstoot van fossiele centrales te verminderen. Nadelen van CCS zijn een hogere consumptie van (fossiele) brandstoffen en extra luchtvervuiling, met name fijnstof. Ook is er een grote kans dat CCS de aandacht zal afleiden van duurzame energie. Daarom is DWARS geen voorstander van CCS op fossiele centrales. In het geval van gevaarlijke concentraties broeikasgassen, kan CCS toegepast worden op biobrandstofcentrales om een negatieve CO2-emissie te krijgen. Hier blijft het adagium wel: beter voorkomen dan genezen.’