Waar denken buitenlanders aan bij Nederland? Ze denken dan aan klompen, windmolens, tulpen en kaas, en aan dijken. Al eeuwenlang voeren de Nederlanders de spreekwoordelijke strijd tegen het water. We zijn experts geworden als het gaat om de aanleg van waterkeringen. Zo werden Nederlandse bedrijven ingehuurd om na de orkaan Katrina dijken te bouwen in New Orleans. Door de jaren heen zijn er verschillende technieken ontwikkeld om water buiten de deur te houden. Hoe zijn deze ontstaan? Hoe werken ze? Een blik op het waterrijke Nederland en relatie met het water.

Waar de mens veel heeft gedaan tegen het water, worden we ook op natuurlijke wijze beschermd: duinen. Duinen ontstaan door zand dat via zeestromen wordt meegevoerd naar de kust. Zodra het zand opgedroogd is, blaast de wind het landinwaarts, waar heuveltjes ontstaan. Planten wortelen zich er en verstevigen de bodem. Langzaam ontstaan hier ecosystemen. Door de zoutrijke en voedselarme bodem kunnen hier weinig planten groeien. De planten die er groeien zorgen daardoor voor een uniek ecosysteem. De oudste duinen ontstonden zo’n 5000 jaar geleden, maar de duinen die we nu aan de kust zien, zijn ongeveer 1000 jaar oud. Tegenwoordig worden duinen regelmatig opgespoten met zand dat wordt uitgegraven uit de zeebodem.

Romeinse dijken
In de tijd van de Romeinen werd Nederland redelijk goed beschermd door de duinen, met watergaten waar rivieren doorheen stromen en uit kunnen monden.
Nederland was moerasachtig en rivieren stroomden regelmatig over. De Romeinen legden de eerste dijken langs rivieren aan die overstromingen voorkwamen en de rivieren minder lieten kronkelen. Ook na de Romeinse tijd, werden dijken in grote aantallen aangelegd. Met de aanleg van dijken en bijvoorbeeld molens of sluizen, konden ondergelopen gebieden droog gepolderd worden.

Door de geschiedenis heen zijn dijken nog steeds een veelgebruikt middel om water buiten de deur te houden. Toch heeft Nederland verschillende dijkdoorbraken gekend, met 1953 als het bekendste voorbeeld. Naar aanleiding hiervan werd het Deltaplan in werking gesteld. Bij de riviermondingen aan de Zuid-Hollandse en Zeeuwse kust werden grote dammen en stormvloedkeringen aangelegd. Een dam is een barrière tussen twee stukken water, terwijl een dijk land en water van elkaar scheidt. De afsluitdijk is in feite een dam. Stormvloedkeringen zijn grote deurachtige constructies die bij een te hoog waterpeil kunnen sluiten.

“Soms is het beter als het water wat meer ruimte krijgt”

Maar hoe gaat het verder? De zeespiegel stijgt maar verder en overstromingen komen steeds vaker voor. Nederland moet verder innoveren en meer gaan samenwerken met de natuur. Hoewel we goed weten hoe we een dijk moeten bouwen, lijkt het beter om het water soms wat meer ruimte te geven.

Asfaltering zorgt er vooral in stedelijke gebieden voor dat (regen)water lastiger in de grond wordt opgenomen. Als gevolg hiervan stijgt het waterniveau. Minder asfalt en meer natuur in stedelijke gebieden kunnen dit tegengaan. Door de aanleg van dijken kunnen rivieren kunnen niet meer op natuurlijke wijze stromen. Zo loopt de druk van een rivier op de dijk op sommige punten hoog op. Door land in te leveren en beschikbaar te maken voor rivierlopen, kan deze druk en daarmee het risico op overstromingen deels weggenomen worden. Het project Ruimte voor de Rivier gaat hierover en doet goed werk. Maar met het toenemende risico op overstromingen, moet dit nog meer gaan gebeuren. We zijn gewend tegen het water te strijden. Misschien moet dat soms juist wel mét het water.