Interview met kandidaat-Kamerlid Andrew Harijgens

Andrew Harijgens

In aanloop naar de verkiezingen ben ik in gesprek gegaan met (kandidaat-) Tweede Kamerleden van GroenLinks, om meer over hen te weten te komen. kandidaat-Kamerlid Andrew Harijgens staat momenteel op nummer 13 op de kieslijst van GroenLinks.

Door Esmee Zuurbier

Door verbindend te handelen in plaats van polariserend te handelen. (...) Dat is ook iets wat ik in mijn rol als Kamerlid zal blijven proberen, om die verbinding te zoeken, erop uit te trekken en om echt te horen wat er speelt onder mensen.

Andrew Harijgens is 55 jaar en speelt al vanaf zijn 12e gitaar. De gitaren zijn nooit ver weg want terwijl hij dit vertelde draaide hij de camera richting drie van zijn vijf gitaren die naast hem in de kamer stonden. Hij speelt in een band, al ligt nu door corona alles stil qua repeteren. Daarnaast wandelt hij veel, zit graag op de mountainbike en als hij zich daar niet mee bezighoudt, houdt hij ook wel van lekker koken.

U heeft sociale wetenschappen gestudeerd, wat sprak u zo erg aan om deze studie te gaan doen?
“Dat begon toen ik op mijn vijftiende ben gaan werken in een fabriekje. Ik had toen de LTS doorlopen en ben meteen die zomer gaan werken in die fabriek. Dat heb ik dertien jaar volgehouden en in die dertien jaar is dat fabriekje twee keer failliet gegaan. De eerste keer heeft het een doorstart gemaakt, de tweede keer definitief. Maar toen vroeg ik mij na die tweede keer af van: hé wat is dat nou voor raar mechanisme. Dat bedrijf gaat twee keer failliet maar in de tussentijd zag ik dat de directeur van het bedrijf steeds rijker werd. Die woonde op een boerderij en daar kwam steeds meer bij op de één of andere manier, terwijl wij als werknemers een beetje op hetzelfde niveau bleven hangen. Toen ben ik gaan nadenken van: wat zou er nou voor zorgen dat er zoiets is als sociale maatschappelijke ongelijkheid. En dat was voor mij de aanleiding om Sociale Wetenschappen te gaan studeren.

In die studie zit ook sociologie, psychologie, delen onderwijs- en bestuurskunde. Al die facetten hebben er natuurlijk mee te maken dat sommige mensen het idee hebben dat als je voor een dubbeltje geboren wordt dat je dan nooit een kwartje kunt worden. Dat is een oud gezegde. Die gedachte vormt de kern van reproductie, het doorgeven, van sociaal maatschappelijke ongelijkheid. Dat vond ik een heel interessant fenomeen en daarom ben ik Sociale Wetenschappen gaan studeren.”

Merkt u dat u deze studieachtergrond heeft meegenomen in uw politieke carrière afgelopen jaren?
“Ja, omdat ik eigenlijk vanaf het begin af aan, ook al tijdens die studie, ben ik gaan zoeken wat ik er verder mee kan. Ik had een LTS-metaal achtergrond, maar ik kwam al vrij snel bij de vakbond, daar heb ik les gegeven aan de vakbond school. Kort daarna kwam ik ook al heel snel bij Arbeidsvoorziening terecht, dat is tegenwoordig het UWV. Daar heb ik mensen geholpen die een grote afstand hadden tot de arbeidsmarkt, dus om die weer terug aan het werk te helpen. Tegelijkertijd dat ik bij Arbeidsvoorzieningen ging werken, kwam ik ook bij GroenLinks terecht. Ja, en daar viel voor mij het hele plaatje samen. Het opkomen voor sociale rechtvaardigheid, maar ook opkomen voor het belang van onze planeet. Die twee in samenhang, dat vond ik ontzettend belangrijk.

Al tijdens mijn werk merkte ik heel goed dat bepaalde groepen op de arbeidsmarkt een behoorlijke afstand hadden te overbruggen. Ook dat ze niet altijd even eerlijk werden behandeld door werkgevers en tijdens sollicitatieprocedures. Dus ook dat component van culturele openheid: open staan voor culturen ook al lijken die niet op die van ons. Ja, dat is mij eigenlijk ontzettend gegeven van het begin af aan.”

Via de FNV Vakbondsschool kwam u met GroenLinks in contact. Wat deed u precies bij de Vakbondsschool?
“Dat was vooral leden in kleinere groepen leren waar de vakbond voor staat. Hoe de vakbond tot stand is gekomen, wat de rol is van de vakbond in ons Nederlandse poldermodel. Maar ook de rol in de verhouding tussen werknemers, werkgevers en de lobby en de rol van de vakbond in de richting met de politiek. Een stukje staatsrecht-leer zou ik zeggen. Een stukje geschiedenis van het socialisme zat daar ook wel in.”

Waarom heeft u toen gekozen voor GroenLinks als partij?
“Op dat moment speelde de komst van de HSL-Zuid en toevallig was ook de voorzitter van de lokale FNV-afdeling ook de voorzitter van de lokale GroenLinks. Die nodigde mij uit voor een bijeenkomst en dat ging over de HSL-Zuid. Die zou aanvankelijk over grondgebied van Bergen op Zoom lopen. Toen waren er allemaal informatieavonden en kwam heel sterk naar voren: GroenLinks wilde wel heel erg graag de HSL-trein, maar in Bergen op Zoom niet de HSL-lijn. Daar kan je van alles en nog wat van vinden en daar zat als ik heel eerlijk ben op dat moment misschien ook wel wat nimby-gedrag bij.

Maar al heel snel vond ik het heel erg interessant dat GroenLinks wel volop voor die hogesnelheidslijn was. Juist ook om natuur en milieu te besparen en ook binnen Europa de trein voor het vliegtuig te verruilen. Dus dat vond ik toen al een hele goede en sterke gedachte. Ja, en verder natuurlijk de sociale standpunten van GroenLinks, die spraken mij heel erg aan. En ook de culturele openheid. Dus het is voor mij eigenlijk nooit echt een vraag geweest of er nog andere richtingen denkbaar waren qua partij. Dat was wel heel erg duidelijk dat dat GroenLinks moest zijn. En bij de club voel ik mij nog steeds heel erg goed, maar dat is logisch lijkt mij!”

Ik las dat u een aantal jaar in de ICT-sector heeft gewerkt, dit is wel heel anders dan uw studieachtergrond. Hoe bent u in deze sector terecht gekomen?
“Ja, dat zou je denken. Op een gegeven moment werd Arbeidsvoorzieningen afgebouwd. Er kwamen steeds minder mensen te werken en het gedeelte waar ik kwam te werken werd, onder de naam KLIQ, geprivatiseerd. KLIQ moest geld verdienen op de private markt. Dat lukte maar matig en uiteindelijk ging ook dat onderdeel kopje onder. Voordat dat gebeurde ben ik gaan solliciteren. Ik had natuurlijk de achtergrond van het sociaal domein en toen zochten ze bij Centric een accountmanager voor gemeenten voor software hiervoor. Het ging er niet zozeer om dat ik verstand had van nulletjes en eentjes of van bits en bytes. Maar veel meer: wat moet die software nou eigenlijk voor die sociale diensten in Nederland doen? Die vertaalslag kon ik vanuit mijn achtergrond heel goed maken.

Ik verkocht toen dat softwarepakket, op dat moment hadden we meer dan 300 gemeentelijke klanten, sociale diensten en intergemeentelijke sociale diensten. Daardoor leerde ik natuurlijk ook erg veel van ICT, de rol van zo’n softwarepakket en de positie van zo’n softwarepakket is de totale gemeentelijke automatisering. Daardoor leerde ik ook hoe het gesteld is met de stand van de digitalisering in Nederland als het gaat om overheids-digitalisering.

Later heb ik dat doorgetrokken bij SIMgroep, zij verkopen software voor websites aan gemeenten. Dus ook daar had ik weer veel met de gemeentelijke wereld te maken. Hoe software en digitalisering invloed heeft op de digitale dienstverlening van de gemeente. Een gemeentelijke website is natuurlijk meer dan alleen maar een digitaal plaatje op het internet, dat is meteen ook het dienstverleningskanaal van gemeenten.

Dus dat verklaart een beetje de overstap. Ik realiseer mij daarmee ook, dat ik best wel de unieke combinatie heb van én sociaal én ICT én overheid én bedrijfsleven. Dat kom je niet veel tegen!

Dit is een onderwerp dat maar weinig voorkomt tijdens politieke debatten, maar steeds belangrijker wordt. Denk aan online privacy, nepnieuws, regulering van bedrijven als Facebook en Google en recenter nog, over het gebruik van algoritmes.

Zou dit onderwerp meer moeten worden meegenomen in debatten in aanloop naar de verkiezingen?
“Ja, alles begint bij aandacht met en affiniteit bij een onderwerp hebben. Je ziet gelukkig dat Kathalijne Buitenweg, die de politiek gaat verlaten, de afgelopen vier jaar ontzettend aan die digitalisering-kar heeft getrokken in een speciale commissie. Zij had daar wel die affiniteit mee die nodig is om vooral bestuurlijk ICT belangrijk te maken.

Mijn stellige indruk is dat over de hele linie, zowel bij gemeenten maar ook bij het Rijk, de bestuurlijke affiniteit met digitalisering en ICT te weinig aanwezig is. Als het bestuurlijk niet belangrijk wordt gevonden geeft dat ook ruimte zodat iedereen maar z’n eigen ding gaat doen. Ministeries doen hun eigen ding allemaal, gemeenten die doen hun eigen ding en er zit maar heel weinig lijn in. Dus als overheid is het belangrijk om de regie te houden op zoiets als overheid en ICT.

Het heeft te maken met afspraken: hoe ga je om met privacy van gegevens en hoe zorg je ervoor dat systemen goed met elkaar kunnen praten? Alles zodat niet overal gebeurt zoals wat nu bij de GGD gebeurt, dat overal maar persoonsgegevens worden opgeslagen. En dan ook nog eens een keer hartstikke onbeveiligd. Terwijl we in Nederland werken naar een stelsel van basisregistraties. Dan zouden eigenlijk al die overheidsdiensten van dat stelsel gebruik moeten maken. Nu komt dat maar heel mondjesmaat tot stand omdat er, in mijn beleving, te weinig politieke urgentie is om te zeggen: we pakken hier gewoon stevig de regie op en dit is hoe wij willen dat het gebeurt. Het wordt nog te veel aan de markt overgelaten, aan keuzevrijheid. De gedachte is vooral: het zal wel goedkomen.

Dus vandaar dat ik er ook echt voorstander van ben dat er straks een verantwoordelijke minister van ICT komt. Iemand met een stevige agenda op afspraken die nodig zijn. Om de dienstverlening aan onze inwoners en bedrijven te verbeteren, maar ook om die zo veilig mogelijk te maken. Want ICT is niet alleen een bedreiging. Je kunt het heel defensief aanvliegen, dan gaat het inderdaad over verspreiding van nepnieuws en over Big Tech, die we toch echt een koppie kleiner moeten maken. Want we hebben daar op geen enkele manier nog regie over, dat gaat alle kanten op. Ook met algoritmen en met verkopen van data van klanten, je wilt dat daar in de toekomst ook heel anders mee omgegaan wordt.

Maar ook als je kijkt naar de kant van de kansen, dus de innovatieve technieken, kunnen die niet zonder ICT. De grote opgaven zeg ik altijd, of het nou gaat over klimaat, of over de zorg, of over onderwijs, alles is gerelateerd aan innovatieve ICT.

Dus we moeten ook wel zeker oog blijven houden voor de kansen die het ons biedt. Maar dat moeten we doen onder een stevige regie van de overheid, een beetje vergelijkbaar zoals ze dat ook in Denenmarken doen. Daar heb je wat minder keuzevrijheid, maar daar is iedereen doordrongen van de visie die de overheid op ICT. Daarom hebben ze daar ook zo’n voorsprong. Ik zou het geweldig vinden als wij over vier jaar kunnen zeggen dat we echt stappen gemaakt hebben om in Nederland de ICT een stuk veiliger te maken. Maar ook dat we de kansen daarvan op een goede manier weten te benutten.”

Zou dat ook een onderwerp zijn waar u woordvoerder op zou willen worden de komende vier jaar?
“Ja, naast een aantal andere onderwerpen want ik heb wat dat betreft een brede interesse. Dat is tegelijkertijd ook wel een beetje een valkuil. Maar ik zou zeker op het onderwerp ICT woordvoerder willen zijn.”

Op welke onderwerpen nog meer?
“Ik was in Bergen op Zoom wethouder op het sociaal domein en duurzaamheid, die onderwerpen kleven natuurlijk ook aan mij. Het gaat mij heel erg aan het hart dat er wachtlijsten zijn in de zorg, met name in de geestelijke gezondheidszorg en in de jeugdzorg. En het raakt me dat er in de afgelopen tien jaar sprake is geweest van een beddenafbouw in de GGZ. Hierdoor worden steeds meer mensen met psychiatrische problemen matig begeleid omdat die capaciteit gewoonweg ontbreekt. Ook dat de dakloosheid is verdubbeld de afgelopen tien jaar: dat zijn dingen die mij bijzonder aan het hart gaan.

Tegelijkertijd zie ik ook de opgave die er is in de gebouwde omgeving om Nederland te verduurzamen. Dat moet op een klimaatrechtvaardige manier gaan gebeuren. Ja, dat zijn ook dingen waar ik heel graag mijn tanden in wil zetten. Kortom: onderwerpen genoeg!”

Ik las dat u kennis en interesse heeft over het onderwerp energietransitie. In het verkiezingsprogramma van GroenLinks komt er een minister van Klimaat en Energie die verantwoordelijk is voor het klimaatbeleid en de energietransitie. Wat ziet u als uw rol hierin?
“Dat die transitie zodanig wordt begeleid zodat we het mensen makkelijker gaan maken om stappen te gaan nemen die nodig zijn om hun huis te verduurzamen. Er zijn heel veel mensen die echt wel iets willen gaan doen aan de verduurzaming van hun huis, maar die eigenlijk niet weten waar ze moeten beginnen. Dan doemen er allemaal schrikbeelden op, het financiële plaatje niet in de laatste plaats. Daar zou ik echt met alle kracht aan willen werken om dat voor mensen een stuk makkelijker te maken. Dat ze worden ontzorgd bij het verduurzamen van hun huis.

Tegelijkertijd wil je als overheid ook elke keer het goede voorbeeld laten zien. Ik geloof er absoluut in dat wanneer, als overheid, je gebouwen verduurzaamd zijn, dat ook invloed heeft op de inwoners. Die groene golf, om het zo maar eens te zeggen, die komt dan ook aan bij mensen, waardoor ze ook zelf eerder in actiemodus komen. Daar is nog een wereld in te winnen.

Tegelijkertijd zul je moeten blijven kijken naar wind en zon op land. Dat geeft links en rechts best wel wat weerstand. Je zult moeten kijken naar hoe je op een goede manier die weerstanden weg kunt nemen. Ik ben ervan overtuigd dat wanneer mensen meer eigenaar worden van wind en van zon op land, dus kunnen participeren in zonneparken en windmolens, ze een hele andere verhouding krijgen dan dat ze zoals nu vaak in het geding komen.

Als iets van jou is en je ervaart het ook als iets van jou, dan zie je dat als een bijdrage aan je lokale samenleving en je lokale omgeving. Dus ook de winst die gemaakt wordt uit zon- en windparken zou gewoon weer terug moeten vloeien naar het gebied waar die windmolens en zonneparken staan. Niet heel Nederland woont in de Randstad, het grootste gedeelte woont in de periferie en landelijk gebied. Daar worden juist die windmolens en zonneparken geplaatst en juist daar zie je vaak dat het openbaar vervoer minder wordt, de supermarkt wegtrekt uit het dorp en jongeren uit het gebied wegtrekken. Die mensen ervaren dus wel dat hun lokale samenleving door allerlei manieren onder druk komt te staan.

Terwijl, als je vanuit de winst van de hernieuwbare-energie een deel laat terugvloeien naar het ondersteunen van zo’n lokale gemeenschap dan merken mensen ook van: hé wacht even, het zijn niet alleen maar dingen die ons uitzicht veranderen, het zijn niet alleen noodzakelijke ingrepen, maar we hebben er ook nog eens profijt van op een andere manier. Bijvoorbeeld door te investeren in het verenigingsleven, of zorgen voor een beter aansluiting op het openbaar vervoer wat nu overal geschrapt wordt. Ik denk dat als we dat kunnen bereiken, dan zorg je er in ieder geval voor dat er nog meer betrokkenheid is bij die hele transitie en bij klimaatverandering. Maar dan maak je ook dat het van mensen zelf is, in plaats van dat het over hen wordt uitgestort.”

U heeft 12 jaar in gemeentelijk bestuur van Bergen op Zoom gewerkt. Wanneer dacht u, nu wil ik een stap hogerop en naar het landelijk bestuur?
“Vorig jaar heeft de raad van Bergen op Zoom beslist dat er een zakencollege moest komen. Dat vond ik erg jammer, want dat kostte GroenLinks als kleinste partij binnen de coalitie haar wethouder. Dat had te maken met de schuldenlast die Bergen op Zoom heeft, al sinds jaar en dag, en dat werd maar niet minder. Maar toen kwam ik thuis te zitten en dan ga je nadenken over wat voor mij een volgende stap zou kunnen zijn. Op dat moment liep de procedure al een tijdje voor aanmelden voor de kandidatenlijst. Na wat wikken en wegen heb ik de stap gezet om te solliciteren. Want het is natuurlijk wel mooi als je dertien jaar raadslid bent geweest, en ook een periode wethouder, om dan je ervaring op het allerhoogste niveau in praktijk te brengen. En ik hoop dat ik dat na 17 maart mag gaan doen.”

Op welke prestatie uit uw carrière bent u het meest trots?
“In de aanloop naar de decentralisaties in het sociaal domein worstelden heel veel gemeentes met hoe zij met de informatievoorziening moesten omgaan. Daar heb ik toen een concept voor bedacht waarbij een heleboel handelingen tussen inwoners en gemeenten gedigitaliseerd konden worden. Hierdoor werd er meer tijd vrijgespeeld voor de echte gesprekken die gevoerd moesten worden, zoals met mensen in de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) en ook in de participatiewet. Dus als je zaken goed digitaliseert, dan houd je tijd over voor de menselijke maat. Dat is op zich een concept wat best wel opgepakt is door gemeenten, wat ook wel zijn vruchten afwerpt en waar ze veel geld mee kunnen besparen. Dus dat is iets waar ik wel trots op ben.

Waar ik ook trots op ben: toen ik wethouder was in 2018 was er sprake van de Nashville-verklaringen. Dat kwam uit streng-orthodoxe geloofsgemeenschappen uit Amerika. Zij hadden daar bepaalde uitspraken over de LHBTI-gemeenschap en die zijn in Nederland toen ook door strenggelovigen overgenomen. Dat gaf best wel een boel reuring en op dat moment was ik wethouder van de WMO, met ook welzijn en bijvoorbeeld LHBTI in mijn portefeuille. Omdat er zoveel ophef over ontstond kwam er toen een best wel enorme druk op mij te staan om de regenboogvlag te hijsen. Normaal doen wij dat altijd op 10 oktober.

Ik heb daar toen bewust voor gekozen om dat niet op die emotie te doen. Wat ik toen wel heb gedaan, is in gesprek gaan met de vier grote geloofsgemeenschappen in Bergen op Zoom. We hebben een grote Marokkaanse-, Turkse-, Protestants Christelijke- en Rooms Katholieke gemeenschap. Met alle vier ben ik toen in gesprek gegaan omdat ik vind dat het gesprek verbindt. In plaats van dat je zegt: nou nu ga ik even symbolisch de vlag hijsen, fotootje in de krant en dan moet het maar goed zijn. En dat heeft louterend gewerkt. Dat heeft er ook voor gezorgd dat er meer begrip over-en-weer voor standpunten is ontstaan en dat mensen met elkaar in gesprek zijn gegaan.

Wat toen ook aan het licht kwam is dat die geloofsgemeenschappen onderling eigenlijk ook wel de behoefte hadden om met elkaar in gesprek te zijn. Nou ben ik zelf niet eens gelovig, maar je ziet dat je vanuit je rol en je positie mensen bij elkaar kunt brengen. Door verbindend te handelen in plaats van polariserend te handelen. Dat is iets waar ik best wel trots op ben en waar ik veel van geleerd heb. Dat is ook iets wat ik in mijn rol als Kamerlid zal blijven proberen, om die verbinding te zoeken, erop uit te trekken en om echt te horen wat er speelt onder mensen.”

Heeft u verder nog ambities voor de toekomst?
“Ja, dat is lang, gelukkig en gezond mogen leven. En als ik niet actief in de Kamer werk dan hoop ik toch ook nog mooie wandelingen te maken. Ik hoop dat ik ook nog wat tijd overhoud om lekker muziek te maken, want dat zijn gewoon dingen die ik heel erg graag doe.”

Wilt u verder nog iets kwijt aan de lezers van OverDWARS?
“Dat ik hartstikke trots ben. Ik heb toevallig, net een kwartier voordat wij dit interview hadden, het interview van Sabine met de ASN-bank gedeeld. Omdat ik ontzettend trots ben op onze jongerenorganisatie DWARS. Als het gaat om stelling in nemen en om hoe zij georganiseerd zijn. Ook de manier waarop zij zich laten zien in het klimaatdebat en bij protesten. Ik ben daar ontzettend trots op. Ik zou willen dat ik in mijn jeugd ook bij een organisatie zoals DWARS had gezeten, maar dat was er toen allemaal nog niet. Ik kan het wat dat betreft ook andere jongeren die progressieve gedachten hebben aanraden om zich ook bij DWARS aan te sluiten.”

lees ook

LVolg ons op facebook

L