Interview met Tweede Kamerlid Lisa Westerveld

Lisa Westerveld

In aanloop naar de verkiezingen ben ik in gesprek gegaan met Tweede Kamerleden van GroenLinks, om meer over hen te weten te komen. Tweede Kamerlid Lisa Westerveld staat momenteel op nummer 10 op de kieslijst van GroenLinks. Zij houdt zich in de Kamer bezig met de onderwerpen Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Hoger Onderwijs, Sport, Media, Jeugdzorg en Kinderopvang.

Door Esmee Zuurbier

Als je je maar hard maakt en als je ergens voor staat, dan kan je echt invloed hebben.

Lisa Westerveld is 39 jaar en geboren in de Achterhoek. Haar ouders stemden altijd ChristenUnie, maar ze waren thuis nooit veel met politiek bezig. Ze is inmiddels vier jaar Kamerlid voor GroenLinks. Door die functie heeft ze weinig tijd over voor hobby’s en haar privéleven, nu helemaal in coronatijd. Normaal gesproken houdt ze er erg van om naar concerten, kroegen of pubquizzen te gaan. Daarnaast voetbalt ze graag. In het afgelopen jaar was ze vooral veel aan het werk, maar deed ze wel aan hardlopen om haar conditie op pijl te houden.

U was tijdens uw studiejaren al actief in de studentenpolitiek, zo was u twee jaar voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond. Wat was de reden dat u voor deze vakbond actief werd?
“Ik twijfelde heel erg over wat wil ik wilde studeren. Misschien herken je dat wel, dan zoek je een studie uit en dan lukt dat toch niet helemaal goed in het eerste jaar. Ik studeerde aan de Radboud Universiteit en had het erg naar mijn zin, maar twijfelde na een jaar wel wat ik verder met mijn studie aan moest.

Op een dag drukte iemand mij een flyer in de hand van Studentenvakbond AKKU, dat is de Nijmeegse Studentenvakbond. Zij komen op voor goed onderwijs en helpen studenten als ze gedoe hebben met hun huisbaas, dat soort dingen. Hij nodigde mij uit om eens een kop koffie te drinken. Dat heb ik gedaan, en toen kwam ik eigenlijk terecht bij een superleuke club mensen die opkwamen voor het belang van studenten en goed onderwijs, en ook heel bewust bezig waren met duurzaamheid. Ik denk dat je in je studententijd een club mensen nodig hebt waar je je fijn bij voelt. En dat was bij mij bij de Studentenvakbond.

Na een tijdje ging ik in het bestuur. Dat was in een jaar toen staatssecretaris Nijs van de VVD bijna 400 miljoen wilde bezuinigen op het hoger onderwijs. Samen met de Landelijke Studentenvakbond besloten we daartegen in actie te komen. Toen heb ik eigenlijk dat hele jaar mijn studie stilgezet om actie te kunnen voeren. We hebben onder andere twee grote demonstraties georganiseerd. Dat was eigenlijk ook wel mijn eerste aanraking met de politiek. Het werd mij toen voor het eerst duidelijk dat je ook als student inspraak hebt in beleid. Dat inzicht heeft er ook toe geleid dat ik later in de studentenraad van de Universiteit ging. Dat zijn de redenen dat ik daar actief werd en dat ik uiteindelijk ook politiek actief werd.”

Had u toen al ambities om in de politiek door te gaan?
“Nee, niet meteen hoor. Politiek is voor veel mensen natuurlijk iets wat ver van ze afstaat, dat was het voor mij ook altijd. Ik was ook tijdens mijn middelbare school nooit zo bezig met politiek. Maar toen kwam ik bij de studentenvakbond en dan kom je er achter hoe politieke besluiten van invloed zijn op het leven van ons allemaal. En dat je daar dus iets over te zeggen hebt, als kiezer, maar ook in mijn geval als actieve student. Wij hadden gewoon invloed op dat beleid. Daar heb ik nog meer de waarde van democratie ontdekt. Dus echt, als je je maar hard maakt en als je ergens voor staat, dan kan je echt invloed hebben. En zo ontstond het en vond ik langzamerhand politiek ook wel echt interessant. Maar dat heeft wel een tijdje geduurd, bij mij is mijn politieke interesse echt gegroeid vanuit het praktische. Namelijk vanuit het actievoeren, door er te zijn, door naar Den Haag te gaan met een groepje studenten, door naar het Ministerie te gaan, zo heb ik eigenlijk vooral de politiek ontdekt. Politiek was dus niet meer alleen mannen in pakken met stropdassen die ver weg ergens aan het debatteren zijn, maar het kwam toen wel echt dichtbij.”

U heeft uiteindelijk uw studie Antropologie stopgezet, en bent de studie Filosofie gaan doen. Komt uw filosofische achtergrond terug in uw huidige politieke carrière?
“Ja zeker wel. Ik ben uiteindelijk afgestudeerd in de Politieke Filosofie. Eigenlijk ben ik pas later in mijn studie echt de politieke kant opgegaan. Mijn afstudeerscriptie ging over The open society and its enemies van Karl Popper, een dik boek geschreven over de waarde van democratie. Dus toen ben ik mij ook meer gaan verdiepen in allerlei theorieën op dat gebied.

Bij Filosofie leer je goed om door verschillende brillen naar de wereld te kijken. Dat is heel belangrijk, want we zijn natuurlijk niet allemaal GroenLinksers. Veel mensen in de Tweede Kamer hebben toch een andere visie op de samenleving, en soms ook een heel ander mensbeeld. Het is erg nuttig om je te kunnen verdiepen in de perspectieven van anderen. Ik vind ook dat ‘denken’ helemaal niet stil zou moeten staan. Het is niet gek om soms je standpunten te veranderen. Dat is eigenlijk heel natuurlijk, en zou ook veel normaler moeten zijn. We zouden door middel van gesprekken met elkaar en het luisteren naar elkaar, goede argumenten tegen elkaar moeten laten afwegen waardoor je soms ook je eigen mening bijstelt. Ik vind dat dat nog wel vaker zou mogen gebeuren dat we zo open die debatten ingaan. Dus dat heb ik wel echt geleerd in mijn studie.

Daarnaast ben je bij Filosofie veel bezig met teksten lezen, vaak niet de makkelijkste teksten. Dus je leert om goed uit te zoeken wat er nou echt in een tekst staat, en wat de schrijver nou echt bedoelt. Daar heb ik ook veel aan als Kamerlid.”

Vanaf 2010 bent u actief voor GroenLinks, waarom heeft u voor deze partij gekozen?
Dat heeft ook weer te maken met de Landelijke Studentenvakbond. Toen ik daar klaar was dacht ik: ik wil eigenlijk wel verder politiek actief worden. Dan ga je op zoek naar welke partij nou het beste bij je past. Ik hechtte altijd al veel waarde aan duurzaamheid, en daarnaast was ik toen ook al erg links. Dat pleit natuurlijk voor GroenLinks.

Naast de inhoud heeft mijn keuze voor GroenLinks ook te maken met onze manier van politiek bedrijven. Bij GroenLinks zijn we wel heel kritisch. Wij zijn niet tegen om het tegen zijn, we denken ook na over hoe het wél kan. En dat sprak mij heel erg aan bij GroenLinks, de optimistische kijk van politiek bedrijven. Mensen hebben soms het beeld van altijd kritisch en zuur. Maar zo zie ik GroenLinks helemaal niet, volgens mij zijn wij juist heel optimistisch en kijken wij juist altijd van: Hoe kan het wel? En zijn wij dan juist altijd bereid om samen met elkaar de schouders eronder te zetten.”

Onderwijs is een belangrijk onderwerp in uw portefeuille, hier bent u ook al vanaf jonge leeftijd erg mee bezig. Waarom vindt u dit onderwerp zo belangrijk?
“Ja, dat heeft denk ik ook wel te maken met mijn eigen loopbaan. Ik heb zelf altijd heel veel gehad aan onderwijs. Je ontwikkelt niet alleen door kennis, door onderwijs kom je ook andere mensen tegen en leer je samenwerken. Ook leer je om je soms te verwonderen over dingen die spelen.

Je ziet gewoon door de jaren heen dat het onderwijs enorm is verwaarloosd. Dat zie je bijvoorbeeld aan de lage salarissen van leerkrachten. Je merkt gewoon dat er veel te weinig is geïnvesteerd in het onderwijs en je merkt daardoor dat er zulke forse problemen ontstaan.

Ik merkte ook hoe langzamerhand onderwijs als publieke voorziening, dus toegankelijk voor ons allemaal, voor sommige partijen helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Dat sommige partijen helemaal niet staan voor het belang van onderwijs voor alle jongeren, en niet alleen maar onderwijs voor kinderen waarvan de ouders het kunnen betalen.

We hebben een lerarentekort, we weten dat kinderen met een handicap of een leerachterstand vaak niet zo goed kunnen meekomen, we weten dat de klassen te vol zijn. We zien in het hoger onderwijs allerlei problemen met de werkdruk van docenten, we zien dat jongeren en studenten een enorme prestatiedruk ervaren. Dat zijn echt forse problemen, niet alleen voor jongeren en docenten, maar ook voor de rest van de samenleving. En daarom wilde ik bij GroenLinks actief worden. Een paar jaar geleden had GroenLinks maar vier Kamerleden en dan is het natuurlijk moeilijk om veel meer te doen voor onderwijs. Maar ik vond wel dat er een stevige onderwijsstem moest zijn in de Tweede Kamer en ik hoopte dat ik die verantwoordelijkheid zou krijgen. Dat was uiteindelijk de reden om me bij de vorige verkiezingen verkiesbaar te stellen.”

Een aantal punten in het partijprogramma van GroenLinks zijn bijvoorbeeld; kleinere klassen, minder werkdruk voor leraren, leraren een hoger salaris en brede brugklassen.

Als u in de Kamer komt na de komende verkiezingen, wat hoopt u dan sowieso te bereiken in de aanstaande vier jaar?
“Een van de grootste dilemma’s waar het onderwijs voor staat, is dat de ongelijkheid toeneemt. Dat is een logisch gevolg van het beleid van de afgelopen jaren en het wordt veel te vaak onderschat. Ik merk dat zelf ook, in mijn vriendengroep zitten veel mensen die hoogopgeleid zijn, die hun kinderen kunnen helpen met huiswerk en geld hebben om een laptop of een tablet voor ze te kopen. Maar er zijn ongelofelijk veel kinderen die in een onveilige thuissituatie zitten of die heel klein behuisd zijn of waar ouders minder geld hebben. We zien dat door Corona die ongelijkheid verder is toegenomen.

Veel politici hebben het in coronatijden over ongelijkheid in het onderwijs. Ik irriteer mij daar wel een beetje aan, want die ongelijkheid nam ook al toe vóór corona. Het is superhard nodig dat we die groeiende ongelijkheid remmen. En de enige manier om dat te doen is echt: investeren in kleinere klassen en in goede docenten om zo te zorgen dat alle leerlingen kunnen meedoen.”

GroenLinks kwam met het initiatief voor een startkapitaal van 10.000 voor iedere 18-jarige, om kansenongelijkheid te verminderen. Jongeren die een hbo- of wo-opleiding volgen kunnen het startkapitaal de eerste vijf jaar gebruiken voor lesgeld, collegegeld of studiekosten. Vanaf 23 jaar is het startkapitaal vrij beschikbaar als investering in eigen toekomst en ontwikkeling. Jongeren die een praktijkopleiding hebben afgerond kunnen het bedrag vanaf hun 18e gebruiken, bijvoorbeeld om te investeren in een eigen bedrijf.  

De ‘leenstelselgeneratie’ wordt gecompenseerd door het startkapitaal met terugwerkende kracht aan deze groep studenten beschikbaar te stellen. 

Met het startkapitaal investeert GroenLinks jaarlijks zo’n 2,2 miljard euro in de kansen van jongeren. Dat geld wordt opgebracht door een belasting op het vermogen van miljonairs, een solidariteitsbijdrage. Mensen met meer dan 1 miljoen euro gaan volgens dit plan ieder jaar 1% van hun vermogen boven de miljoen afdragen. Mensen met meer dan 2 miljoen euro gaan ieder jaar 2% van hun vermogen boven de twee miljoen afdragen.

GroenLinks kwam met het initiatief voor een startkapitaal van 10.000 voor iedere 18-jarige. Kunt u hier meer over vertellen?
“Ik ben voor GroenLinks woordvoerder Hoger Onderwijs geworden, eigenlijk nadat Zihni uit de kamer vertrok. Ik ben nooit voorstander geweest van het leenstelsel en ik wilde dat GroenLinks met een goed alternatief kwam. Ik wil zorgen dat alle jongeren kunnen studeren, maar ook dat de leenangst, de hoge druk en de torenhoge studieschulden minder worden.

Ik ben toen met onze beleidsmedewerker Thomas Drissen een uitgebreid traject in gegaan. We hebben uitgangspunten geformuleerd en we hebben contact gehad met een aantal jongerenorganisaties. Onder andere met DWARS, de Landelijke Studentenvakbond en met ISO (Interstedelijk Studenten Overleg). Ik ben van mening dat je nooit plannen moet schrijven over jongeren, maar ze daar altijd zelf bij moet betrekken. Ik weet ook vanuit eigen ervaring hoe belangrijk dat is.

Eén van onze belangrijkste uitgangspunten was dat de ongelijkheid niet groter moet worden. Wat mij opvalt in heel veel discussies in de Tweede Kamer, is dat we het allemaal heel gewoon vinden, steeds ongewoner gelukkig, dat we jongeren maandelijks een vast bedrag geven voor de huur en collegegeld. Maar er is ook nog een andere groep jongeren, die niet gaat studeren. Die jongeren hebben een praktijkopleiding gedaan en gaan werken als ze 17 of 18 jaar zijn. Zij verdienen hun hele leven gemiddeld twee keer zo weinig als iemand die een Universitaire opleiding heeft afgemaakt. We weten ook dat de gezondheid in het algemeen veel minder goed is bij mensen die niet hebben doorgestudeerd. Daarnaast weten we dat het voor hen moeilijker is om een huis te kopen of om bijvoorbeeld de huur te betalen.

Ik vind echt dat we die groep niet mogen vergeten. Daar zit niet per se ons electoraat, maar ik ben ervan overtuigd dat juist wij als GroenLinks niet alleen maar mogen focussen op studenten. Toen hebben we nagedacht over wat we voor die groep zouden kunnen doen. We dachten: ja wij kunnen wel gaan bedenken wat nou een passend bedrag is waar we ze mee zouden kunnen helpen, maar je kunt ook jongeren zelf gaan vertrouwen door ze een bepaald bedrag te geven en te zeggen: dit is van jou, steek dat in je ontwikkeling. De één zal dat bijvoorbeeld aanwenden voor het opzetten van een eigen bedrijf, de ander wil cursussen volgen en een volgende zal er weer iets anders mee willen doen. Wij vinden dat je jongeren daar vrij in moet laten. Want waarom zou ik voor iemand besluiten wat voor diegene het beste is? Daar is het idee van het startkapitaal uit geboren.

Het bedrag 10.000 euro is bewust gekozen. Dat heeft ermee te maken dat jongeren, die wel gaan studeren, daar vijf jaar collegegeld van kunnen betalen. Vijf jaar is ongeveer de tijd van de gemiddelde studie. Maar een groot deel van de jongeren gaat niet studeren. Het zou niet eerlijk zijn om de 10.000 euro als beloning te koppelen aan een afgeronde studie, want er zijn gewoon heel veel jongeren die geen studie volgen. Daarom is er niet gekozen voor een prestatiegift. Deze jongeren, die dus een praktijkopleiding hebben gedaan, kunnen dat dus investeren in andere zaken. Ik merk nu in debatten dat partijen tegen elkaar opbieden wie het meeste geld over heeft voor studenten. Dan denk ik altijd: en die andere groep dan, die groep die niet de kans heeft om te studeren? We moeten juist, als politieke partij, ook voor hen klaar staan en een plan maken. Dus daar komt het startkapitaal vandaan.”

U bent ook woordvoerder Jeugdzorg. Hier is de afgelopen tijd veel om te doen geweest vanwege de lange wachtlijsten. Wat wilt u de komende vier jaar aan dit probleem gaan doen?
“Bij Jeugdzorg heb ik het idee dat we echt nog maar aan het begin staan. Vier jaar geleden werd ik woordvoerder Jeugdzorg. In tegenstelling tot het onderwijs had ik geen verleden waardoor ik de Jeugdzorg goed zou kunnen kennen. Dus ik moest mij als beginnend Kamerlid helemaal inlezen, om uit te vinden wat er precies speelde.

Ik ben toen eigenlijk begonnen door in gesprek te gaan met mensen. Met jongeren die problemen hebben of ouderen die ergens tegenaan lopen. Dat vond ik leerzamer dan alleen maar honderden pagina’s tekst over ons stelsel lezen. Ik ben heel erg geschrokken van die gesprekken, omdat ik erachter kwam dat mensen in de jeugdzorg eigenlijk ook een vergeten groep zijn. Misschien wel vergelijkbaar met de groep jongeren die niet gaat studeren en die ook altijd onderbelicht blijven in het beleid. Dat is maar een kleiner groepje, maar het is wel de groep die het meest hulp nodig heeft.

Wat ik de afgelopen jaren heb geprobeerd, is om iedere keer weer in debatten aan te kaarten dat die wachtlijsten zo groot zijn. Ik zie gelukkig dat dat ook al op de politieke agenda staat, eindelijk. Maar er moet nog ongelofelijk veel gebeuren.

Wij hebben in de afgelopen jaren een stap gezet door een amendement dat ik samen met Jesse heb ingebracht. Door dit amendement zal er jaarlijks 26 miljoen meer geïnvesteerd worden in faciliteiten verspreid over het land waar deskundigen werken met de juiste expertise. Deze kunnen die jongeren met de meest complexe problemen helpen, dat is echt heel hard nodig. Maar dat is wel het begin, het is echt een eerste stapje, er moet nog veel meer gebeuren.

We moeten zorgen dat jongeren met de meest complexe problemen geholpen worden. Als jij een eetstoornis hebt, of als je jezelf snijdt, dan komt dat vaak voort uit bijvoorbeeld misbruik, of mishandeling, of uit een ander ernstig trauma. Daar moet je zo snel mogelijk bij zijn. Dan mag er geen wachtlijst van drie maanden zijn, want in die drie maanden verergert de situatie. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor infectieziektes, mensen met zulke ziektes zet je ook niet op een wachtlijst van drie maanden.”

De coronacrisis heeft natuurlijk ook een grote invloed op de mentale gezondheid van jongeren. Dit zal ervoor zorgen dat er nog meer druk op jeugdzorg zal komen, maar er komt in de politiek ook meer aandacht voor dit onderwerp. Wat denkt u dat hiervan de gevolgen zullen zijn?
“Ja er komt gelukkig meer aandacht. Ik ben ook heel blij dat Jesse dit zo nadrukkelijk heeft benoemd in een debat een tijdje geleden.

We zien dat de druk op jongeren enorm hoog is. Dat heeft er bijvoorbeeld te maken dat veel jongeren worden gepusht om een zo hoog mogelijk niveau te behalen. Ik heb eigenlijk een hekel aan het woord ‘hoog’, maar ik weet even niet een beter woord daarvoor. En dat zie je al aan de scores op het basisonderwijs. We zien dat steeds meer kinderen naar Havo en VWO gaan, en dat de universiteiten dus ook groeien. Er is ook gewoon een enorme druk om naar de universiteit te gaan. Dat is niet zo gek, want zoals ik al zei: als je een universitaire opleiding hebt, dan heb je het over het algemeen later ook wat makkelijker. In ieder geval financieel gezien, en je bent langer gezond, enzovoort.

Die druk zouden we er echt af moeten halen. Bijvoorbeeld door te zorgen dat de ongelijkheid afneemt, en dat mensen met een kleiner inkomen wat meer gaan verdienen. Maar er zit ook wel een andere kant aan: we zien dat dit een vreselijk ingewikkelde periode is voor jongeren. Jong zijn draait om sociale contacten, draait om je hobby’s te kunnen doen en je vrienden te kunnen zien. Je ziet de afgelopen maanden dat de focus heel erg op de medische zorg ligt, maar dat de last die jongeren hebben ondergesneeuwd raakt.”

Wilt u de komende 4 jaar door met dezelfde onderwerpen?
Het liefst wel, maar daarnaast zou ik eigenlijk nog veel meer onderwerpen erbij willen pakken. Ik merk altijd dat op andere zaken ook dingen lopen waarvan ik denk: oh dat is ook interessant. Maar ik zou het liefst wel deze onderwerpen willen houden. Ik ben ook woordvoerder Sport bijvoorbeeld. Daar houd ik mij vooral bezig met gehandicaptensport en wil ik ervoor zorgen dat sport niet alleen toegankelijk is voor kinderen met ouders die het kunnen betalen. Dus ik probeer mijn kernthema’s ook in mijn andere onderwerpen in mijn portefeuilles zo goed mogelijk naar voren te laten komen.

Ik zou de volwassen GGZ er ook nog wel bij willen doen, want de problemen die daar spelen overlappen de problemen in de jeugdzorg. En ik zou ook graag het armoedebeleid erbij willen doen. Mijn wensenlijst is eigenlijk wel echt groter geworden de afgelopen jaren ik kijk naar de portefeuilles die ik wil doen.”

Wilt u verder nog iets kwijt aan de lezers van OverDWARS?
Ja, ik zou de lezers willen oproepen om zich juist ook als jongere te bemoeien met beleidsvorming. Wordt vooral actief binnen je eigen studievereniging of binnen je eigen voetbalclub. Ik zou echt mensen willen aanmoedigen om zich op dat soort niveaus al bezig te houden, want je kunt dus al dingen veranderen als je je ermee bezighoudt.

Ik zou de lezers ook willen aanmoedigen om breder te kijken. Ik merk bij DWARS bijvoorbeeld, en dat vind ik heel terecht, dat jullie erg bezig zijn met het hoger onderwijs. Maar verdiep je alsjeblieft ook eens even in jongeren die niet naar het hoger onderwijs kunnen. Jongeren die het echt een stuk moeilijker hebben, bijvoorbeeld kinderen die praktijkonderwijs doen. Zij hebben ook steun nodig, en ik zou het mooi vinden als die jongeren ook wat meer betrokken worden bij organisaties zoals DWARS. Of kinderen met een handicap of met psychische problemen, dat zijn allemaal groepen die ook veel minder makkelijk actief kunnen worden. Dat vraagt dus wat van organisaties om hen actief op te gaan zoeken. Zorg dat je er echt kunt zijn voor alle jongeren en niet alleen voor jongeren die kunnen studeren. Ik snap heus dat dat moeilijk en lastig is, maar ik denk juist dat het goed zou zijn als ook deze jongeren meer bij de politiek betrokken worden.”

lees ook

LVolg ons op facebook

L