We leven in de eeuw van de klimaatcrisis, het antropocene tijdperk. In dit tijdperk komen we er langzaam achter dat het menselijk handelen drastische gevolgen heeft voor de aarde waarop we leven. Oceanen worden leeggevist en volgestopt met plastic. Ondertussen wordt de lucht volgepomp met broeikasgassen. Op sommige plekken staat de wereld letterlijk in brand. Dit allemaal zodat wij zo goedkoop mogelijk van onze wensen worden voorzien, want wij willen goedkoop vlees, goedkope kleding en goedkope technologie. Maar wat naar mijn mening vooral ten grondslag ligt aan deze problemen is de gedachte dat wij als mens boven alle natuur staan. De natuur wordt gezien als een cadeautje voor ons waar we onbeperkt gebruik van mogen maken.

De scheiding tussen mens en natuur is niet zomaar ineens ontstaan, maar komt voort uit allerlei gedachtestromingen en modernisatieprocessen door de geschiedenis heen. Er zou zelfs kunnen worden gesteld dat de mens de natuur al naar eigen hand ging vormen met de uitvinding van het vuur en het fokken van dieren. Binnen de Griekse Oudheid spraken filosofen als Socrates en Aristoteles al over een mens-natuurscheiding. In de Renaissance werden deze denkers herontdekt. Men beschreef de mens als een rationeel, seculair en individueel wezen.

Later, in de Wetenschappelijke Revolutie, beschreven wetenschappers de mens als een alleswetend wezen over de natuur. Zo stelde Galileo Galilei dat de natuur een abstract fenomeen was, losstaand van de mens. De grote denker Descartes versterkte deze ideeën met zijn onderscheid tussen geest/cultuur en materie/natuur, het Cartesiaans dualisme. Materie was manipuleerbaar voor de rationele mens. Ook in de Verlichting werd de rationele mens als machtig meester over zijn eigen lot gezien. Deze gedachte ligt ook ten grondslag van het kapitalisme. Door natuur alleen nog maar als grondstof te zien waar wij geen onderdeel van zijn zouden we het recht hebben om deze volledig te misbruiken.

In de geschiedenis zijn ook tegenstromingen op deze gedachte te vinden. In de Romantiek had men kritiek op de modernisatie, industrialisatie en urbanisatie. Ook bekritiseerde men de gedachte dat de mens boven de natuur stond. Romantici zagen de natuur als krachtiger dan de mens. Het stond boven alles wat de mens gemaakt had. In de natuur zou de mens pas echt gelukkig en vrij zijn. Men stelde dat dieren net als mensen gevoel hadden en daarmee zouden cultuur en natuur gelijk zijn. Het Cartesiaans dualisme was volgens romantici dus onzin. Dit uitte zich in een verlangen terug naar de natuur, weg van de onderdrukkende geïndustrialiseerde stad. Het leven in een hutje op de bergen was de ultieme bevrijding.

Natuurlijk is er ook een einde gekomen aan het Romantisch tijdperk. Veel romantici hebben nooit al hun spullen opgepakt om hun leven opnieuw te beginnen midden in de natuur. Vaak was de ontsnapping naar de bevrijdende natuur maar tijdelijk en was de moderne wereld toch te comfortabel. Zo stelde de Romantische dichter Wordsworth bijvoorbeeld: “Cataracts and mountains are good occasional society, but they will not do for constant companions”. Experimentele gemeenschappen zoals De Walden Pond van de schrijver Thoreau vielen vaak weer snel uit elkaar. Het idee om weer één te worden met de natuur bleef dus vooral bij een fantasie.

Toch denk ik dat het tijd wordt om de ideeën van de Romantiek weer op te pakken. Het wordt tijd dat we weer tegen het Verlichtingsdenken ingaan en ons weer als onderdeel van de natuur gaan zien. Pas dan zullen we ons echt verantwoordelijk voelen voor onze acties. De natuur is geen cadeautje waar we onbeperkt gebruik van kunnen maken. Met deze gedachte raakt de aarde op. Als we samenwerken met de natuur in plaats van ons boven de natuur plaatsen kunnen we er achter komen wat de natuur van ons nodig heeft. Dat zou de basis van ons klimaatbeleid moeten zijn: natuur eerst.

  • Coates, Peter. 1998. Nature: Western Attitudes Since Ancient Times. Cambridge: Polity Press.
  • Patel, Raj and Jason Moore. 2017. A history of the world in seven cheap things: A guide to capitalism, nature, and the future of the planet. Oakland: University of California Press.