Vrijheid van meningsuiting is een groot goed in onze samenleving. Ze zorgt ervoor dat er wonderlijke, inspirerende en ook absoluut idiote meningen ontstaan. Het feit dat er zoiets bestaat als de Flat Earth Society zie ik als een mooi voorbeeld van deze enorme vrijheid; de vrijheid om er compleet naast te zitten. Mijn vertrouwen in de schoonheid van het vrije woord heeft de laatste tijd echter wat deukjes opgelopen. Sterker nog: ik heb geen antwoord op drie vraagstukken die ik in deze column naar voren zal brengen.

Voordat ik deze drie vraagstukken zal bespreken is het nodig om uit te leggen hoe we momenteel onze vrijheid begrenzen. John Stuart Mill legt in zijn On Liberty (1859) uit dat de vrijheid begrensd zou moeten zijn door het schadebeginsel. Volgens Mill zou men alleen de vrijheid van een individu mogen beperken als deze persoon een ander schade toebrengt. Meestal kiezen we ervoor om bij meningsuiting de grens te leggen bij het oproepen tot geweld. Deze definitie geeft echter problemen.

Hoe moeten we omgaan met de grenzen van meningsuiting?

Probleem 1: Dogwhistles

“Noem mij een voorbeeld, van een multi-etnische of multiculturele samenleving, waar de oorspronkelijke bevolking nog woont. (….) En waar een vreedzaam samenlevingsverband is. Ik ken hem niet.” Deze uitspraak maakte Stef Blok, 10 juli, op een besloten bijeenkomst. Uitspraken zoals deze hebben vergaande implicaties. Met zijn retorische vraag geeft hij aan dat vreedzame, multiculturele samenlevingen niet bestaan of niet kunnen bestaan. Kort hierna geeft hij nog wat toelichting: “Waarschijnlijk zit ergens diep in onze genen dat we een overzichtelijke groep willen hebben om mee te jagen of om een dorpje te onderhouden. En dat we niet goed in staat zijn om een binding aan te gaan met ons onbekende mensen.” Genetische of evolutionaire oorsprong van het probleem geeft een onoverbrugbare barrière aan voor multiculturele samenlevingsverbanden aan. Aannemend dat Stef Blok als minister van Nederland staat voor een vreedzame samenleving roept dit de vraag op: hoe ziet Blok een vreedzame samenleving voor zich? Een monocultuur of etnostaat lijkt het enige logische antwoord…

Dit voorbeeld illustreert hoe woorden grote implicaties kunnen hebben. Een standpunt kan handelen goedkeuren zonder daar expliciet wat over te zeggen, in dit geval over monocultuur. Soms kunnen implicaties grensoverschrijdend zijn. Als iemand de islam een kankergezwel noemt, dan valideert dat bestraling of uitsnijden (geweld). Als iemand alle homo’s kindermisbruikers noemt, valideert dat gevangenschap of verplichte behandeling (onvrijheid) zonder dat expliciet te noemen. Soms zijn dit soort standpunten goed verstopt en op meerdere manieren op te vatten. Hoe gaan we dan met dergelijke meningen om?

Probleem 2: Onzinverkopers

Naast dogwhistles vormt het uiten van onwaarheden een probleem voor de vrijheid van meningsuiting. Iedereen zit er wel eens naast en dat is prima. Zelfs groepen met onware meningen (zoals de Flat Earth Society) hoeven niet direct een probleem te zijn, maar wat doen wij als er belangen zijn bij onjuiste meningen? Hoe wapenen wij ons tegen mensen die twijfel verkopen aan de hoogste bieder?

Een interessant voorbeeld hiervan is de schrijver Steve Milloy. Milloy heeft een boek geschreven met de legendarische titel: Green Hell: How Environmentalists Plan to Control Your Life and What You Can Do to Stop Them! Dit boek beschrijft wat de titel stelt en om eerlijk te zijn heeft Milloy als een van de weinige twijfelzaaiers een verrassend goed beeld van hoe veel invloed een groene transitie zou hebben. Een korte zoektocht levert echter op dat Milloy in het verleden valse claims heeft verdedigd omtrent DDT (pesticide), opwarming van de aarde, borstvergrotingen, roken, de ozonlaag en de gekke koeien ziekte. Deze man leeft van het verkopen van leugens.

Dit is pijnlijk. Milloy is een veteraan in het debat, ondanks dat hij ongelijk heeft zal niet iedereen zich tegen hem kunnen wapenen. Hoe zorgen wij voor een eerlijke strijd tussen ideeën?

Probleem 3: Pestgedrag

Mijn derde en laatste probleem heeft te maken met de onzichtbare schade van het vrije woord; psychologische schade. Als een kind gepest wordt op school dan zien wij het als vanzelfsprekend dat de school ingrijpt. We stellen niet dat het kind “maar moet wennen aan het vrije woord”. Als ditzelfde incident plaatsvindt in privésferen, of online, is er echter geen docent om in te grijpen.

Het is bovendien niet alsof mensen spontaan lief worden zodra ze 18 worden. Twitteraanvallen zijn hier een voorbeeld van. Door sociale media is het makkelijker geworden om karaktermoord te plegen in een groep vanachter het veilige schild van de vrijheid van meningsuiting. Online zijn we vrij om te zeggen wat we willen en bovendien beschermd doordat we dit anoniem kunnen doen. Ingrijpen is lastig door de grote schaal van sociale media. Wie bepaald wat wel en niet kan online? Wie pakt pestkoppen aan in de grotemensenwereld?

Ik hoop dat ik met deze column een voorzetje heb gegeven voor een discussie omtrent de vrijheid van meningsuiting. Deel onder deze column vooral jouw inzichten. Ik kijk ernaar uit.