“Door diensten ‘s avonds en ’s nachts te draaien, hoef ik geen opvang te betalen voor mijn jongste dochter en zoon”, vertelt Brigitte (41) aan NU.nl. Dit soort besparingen zijn noodzakelijk voor Brigitte, die elke week moet rond komen van 100 euro, waarvan ze alles voor haar gezin van vijf moet verzorgen. Inclusief dure medicatie voor haar meervoudig beperkte zoon, die 24 uur per dag begeleiding nodig heeft. Vergoedingen kan ze er niet voor krijgen, want in alle regelingen die er zijn valt haar zoon net buiten de boot. Brigittes man werkt fulltime en daarom hebben ze geen recht op huurtoeslag, zorgtoeslag of een bijstandsuitkering.

Brigitte heeft te maken met de armoedeval. De armoedeval is het verschijnsel wanneer iemand met een uitkering en eventuele subsidies er in inkomen op achteruit gaat als hij of zij een betaalde baan krijgt en de uitkering en subsidies stoppen. Dit lijkt misschien een situatie die zich alleen voordoet bij enkele ongelukkigen, maar niets is minder waar. Bijna iedereen die uitkeringen en subsidies ontvangt en vervolgens een baan vindt, kukelt in de armoedeval. Sommigen maken een grotere val dan anderen en komen daardoor écht in armoede terecht, zoals Brigitte. Dat je nieuwe loonstrookje lager uitvalt dan je voormalige uitkeringen en subsidies is niet de enige oorzaak van de armoedeval. Werken brengt namelijk ook extra kosten met zich mee zoals bijvoorbeeld kinderopvang, nettere kleding moeten kopen, minder tijd om van voordelige aanbiedingen gebruik te maken en minder tijd om reparaties zelf uit te voeren.

Grotere behoefte aan werk
Vaak wordt de armoedeval als een probleem gezien, omdat deze voor een financiële prikkel zou zorgen, waardoor mensen niet meer zouden willen gaan werken. In de praktijk valt dit echter mee. “Het gedrag van niet-werkenden lijkt in de praktijk echter niet te worden beïnvloed door de armoedeval” bleek uit een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau uit 2007. Ook een onderzoek van Inspectie Werk en Inkomen liet in 2010 zien dat mensen vaak werk accepteren zonder een economisch voordeel. “Blijkbaar is de behoefte aan werk groter dan de behoefte aan geld.” Aldus historicus Rutger Bregman.

Het wegnemen van de armoedeval zorgt er dus niet voor dat mensen meer gaan werken. Toch is de armoedeval wel een probleem. Volgens het principe ‘werk hoort te lonen’ creëert de armoedeval een onrechtvaardige situatie. Het zou niet zo moeten zijn dat je er financieel op achteruit gaat door te werken. Daarnaast zijn er mensen zoals Brigitte, die in een soort niemandsland terechtkomen, tussen een uitkering en een fatsoenlijk inkomen in. Voor deze mensen is het van belang om een zo klein mogelijke armoedeval te hebben.

Niet oplosbaar
Kunnen we de armoedeval bestrijden? Volgens een onderzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is dat lastig. De armoedeval bestrijden zorgt voor spanning met overheidsfinanciën en ook met het financieel bijstaan van lagere inkomens, oftewel het ‘armoedebeleid’. Ook een onderzoek van COELO uit 2000 stelt dat er een keuze gemaakt moet worden tussen het bestrijden van de armoedeval en het armoedebeleid, want het een gaat ten koste van het ander.

Als we naar oplossingen voor de armoedeval kijken, is het belangrijk om dit in het achterhoofd te houden. Een van de makkelijkste oplossingen om de armoedeval te bestrijden is namelijk het verlagen van de uitkeringen en subsidies. Dit is een oplossing die conflicteert met armoedebeleid, want de lagere inkomens zijn de dupe. Situaties zoals die van Brigitte zullen niet minder worden, maar juist toenemen. De lage inkomensgroepen zullen het immers met lagere uitkeringen en subsidies moeten doen. Een oplossing voor de armoedeval die niet sociaal is, is geen oplossing. Waar kunnen we verder aan denken?

Het basisinkomen
Een systeem dat de armoedeval kan oplossen is het basisinkomen. Het idee van een basisinkomen is dat iedereen een onvoorwaardelijk inkomen krijgt. Als men hiernaast werkt, wordt er extra geld verdiend. Alle extra gewerkte uren zorgen voor meer inkomen. Werk zou om die reden altijd lonen bij een basisinkomen. Dit klinkt misschien goed, maar betekent wel dat mensen die veel werken uiteindelijk het meest profiteren. Zij krijgen immers een basisinkomen erbij, terwijl mensen aan de onderkant in ruil voor hun bijstand een basisinkomen krijgen, dat misschien helemaal niet hoger is. Als je immers niet of weinig werkt, ontvang je enkel een basisinkomen. Als je fulltime werkt ontvang je loon én een basisinkomen.

Natuurlijk is het allemaal afhankelijk van de manier waarop men het basisinkomen financiert. Op een of andere manier zal er een nieuw belastingstelsel moet worden opgetuigd waarmee er een enorme herverdeling van kapitaal plaatsvindt. Het basisinkomen gaat tenslotte om een systeemverandering: alle toeslagen en uitkeringen worden op een hoop gegooid. Het compleet afscheid nemen van ons huidige sociale stelsel is een extreme maatregel, en waarschijnlijk kunnen we die binnenkort niet in de praktijk brengen. Daarom is het belangrijk dat we ook kijken naar praktischere oplossingen.

Korten op uitkering bij werk
Een van die oplossingen zou een regeling kunnen zijn waarbij een deel van het inkomen dat iemand met werken verdient, zal worden gekort op zijn of haar uitkering. Voor iedere verdiende euro, wordt er bijvoorbeeld negentig cent minder uitgekeerd aan bijstand. Op die manier loont werken altijd. Als dit zou worden toegepast op een bijstand van 1000 euro, dan zou dat betekenen dat er een soepele overgang is met een aanvullende bijstand tot een inkomen van 1111,11 euro. Iemand in de bijstand die 500 euro verdient zou aanvullend (1000-0.9*500=550) 550 euro bijstand ontvangen, in totaal dus 1050.

Een verhoging van het deel dat iemand mag overhouden van een euro kan wel op problemen stuiten. Bij een korting van bijvoorbeeld 50 cent op een euro, zouden alle inkomens onder 2000 euro een aanvulling krijgen. Dat bedrag ligt ver boven het minimumloon en is dus niet realistisch. Dan zouden immers al die inkomens in een bijstandsregeling vallen. Daarnaast zijn er bij deze regeling alsnog meerdere armoedevallen mogelijk. Toeslagen en subsidies bestaan immers in categorieën en wanneer iemand net buiten een categorie valt, zorgt het verdienen van een extra euro nog steeds voor een armoedeval. Armoedevallen lijken te horen bij het systeem.

Balans vinden
De armoedeval houdt in dat iemand die zelfstandig meer gaat verdienen erop achteruit gaat. Dit zorgt voor onrechtvaardige situaties, omdat arbeid leveren zou moeten lonen. Bovendien zijn er mensen die tussen wal en schip belanden en in armoede terecht komen, doordat hun uitkering wegvalt en hun verdiende inkomen niet hoog genoeg is om dit ‘verlies’ op te vangen. De armoedeval volledig bestrijden is lastig, het lijkt bij ons categorisch systeem van uitkeringen, toeslagen en subsidies te horen. We moeten ons realiseren dat bestrijden van de armoedeval en armoedebeleid op gespannen voet staan met elkaar. Wanneer we bijvoorbeeld de bijstand willen verhogen, kan dat zorgen voor een grotere val.

Het is de taak aan gemeenten om de leefomstandigheden voor minima zo goed mogelijk te houden, en tegelijkertijd de armoedeval te minimaliseren. Dat kan bijvoorbeeld door de overgang van bijstand naar eigen inkomen soepeler te maken, zoals wij eerder suggereerden. Uiteindelijk moeten we zoveel mogelijk tragische anekdotes voorkomen en dat kan alleen door een zo goed mogelijke balans te vinden tussen een leefbaar minimum en een beperkte armoedeval.