Climate Engineering

Climate engineering

Na jaren van discussie en spanning, van inactiviteit en georganiseerde twijfel, boekte de internationale gemeenschap vorig najaar in Parijs de eerste noemenswaardige progressie sinds het Kyoto-protocol. COP-21 was, tegen de verwachtingen in, een succes. Dat wil zeggen: er kwam een internationaal akkoord om klimaatverandering tegen te gaan. Hoewel niet iedereen de doelstelling van het bereikte akkoord ambitieus genoeg vond, en de afgesproken maatregelen überhaupt onvoldoende zijn om die beperkte doelstelling te behalen, was het internationaal unanieme gevoel van urgentie zeker een doorbraak te noemen. Voor de oplettende lezer zat er echter een interessante, of zelfs problematische, grondaanname achter de akkoorden. Om de klimaatdoelstellingen te halen zal er intensief gebruik gemaakt moeten worden van zogenoemde ‘carbon-negative technologies’. Dit zijn technologieën die er zorgen dat de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer afneemt, om vervolgens opgeslagen te worden in bomen, onder de grond, in de zee, of op andere plaatsen. Voor velen is deze impliciete aanname gevaarlijk, omdat nog niet zeker is of deze technologieën op tijd en op de benodigde schaal ontwikkeld kunnen worden en omdat het de weg opent naar zogenaamde ‘climate engineering’-technologieën.

door Jeroen Oomen

Climate engineering (ook geo-engineering of climate intervention genoemd), vrij te vertalen als klimaatinterventie, is een controversieel veld van wetenschappelijk onderzoek, dat normaal gesproken gedefinieerd wordt als ‘deliberate large-scale manipulation of the planetary environment to counteract anthropogenic climate change’. Actieve inmenging in de klimaatsystemen van de aarde dus, om de negatieve effecten van klimaatverandering tegen te gaan.

Normaal gesproken erkennen politici, wetenschappers en klimaatactivisten dat de wenselijke reactie op antropogene – door de mens veroorzaakte – klimaatverandering gestoeld is op twee pijlers: mitigatie en adaptatie. Mitigatie bestaat uit het beperken of zelfs elimineren van broeikasgassen, adaptatie stelt dat we ons – zeker op kwetsbare regio’s – zullen moeten aanpassen aan een veranderd klimaat. Aangezien zelfs de meest optimistische scenario’s nog uitgaan van een opwarming van de aarde van ongeveer 1.5ºC zal de zeespiegel stijgen, zullen regenpatronen veranderen en zullen er plaatsen, vaak in het Midden-Oosten, sub-Sahara Afrika en Australië moeilijker bewoonbaar blijken.

“De klimaatdoelen kunnen niet gehaald worden zonder climate engineering”

Omdat het allesbehalve zeker is dat we die doelen zullen halen, stellen voorstanders van onderzoek naar climate engineering dat het tijd is om te accepteren dat we misschien in de toekomst een derde pijler nodig zullen hebben om de gevolgen van klimaatverandering te minimaliseren. Deze derde pijler zien zij in actieve klimaatinterventie, een groot onderzoeksveld van verschillende technologieën die, met actieve interventie in het global klimaatsysteem, de opwarming van de aarde moeten beperken.

Momenteel wordt ‘climate engineering’ opgedeeld in twee verschillende kampen. Aan de ene kant zijn er de technologieën waarvan schijnbaar al uit wordt gegaan in het COP-21 klimaatakkoord: carbon dioxide reduction technologieën (CDR). Voorbeelden van deze ideeën zijn het aanplanten van grote stukken bos, het ‘bemesten’ van de zee met ijzer-deeltjes om algengroei te stimuleren, en het besprenkelen van stukken (vaak landbouw-)grond met verpulverde kalksteen. Ook zijn er meer hoogtechnologische CDR-voorstellen, waarbij fabrieksmatig CO2 uit de atmosfeer getrokken wordt – al dan niet direct bij de productie ervan. Het doel van al deze voorstellen is zorgen dat er broeikasgassen uit de lucht gebonden worden en opgeslagen kunnen worden in de aarde.

Aan de andere kant staat een verzameling aan technologieën die ervoor moeten zorgen dat de mens de zonne-energie die de atmosfeer binnenkomt weet te beperken. Solar radiation management (SRM), zoals deze technologieën genoemd worden, is een set van technologische oplossingen voor het weren van zonne-energie, voornamelijk via verschillende vormen van reflectie. Zo zijn er ruimte-spiegels – dit bleek veel te duur –, het witter (en dus reflecterender) maken van wolken – dit wordt momenteel nog intensief onderzocht–, en het injecteren van aerosolen (kleine stofdeeltjes) in de stratosfeer – dit wordt op het moment als technisch het meest veelbelovend gezien – geopperd.

“Onwenselijk, onbestuurbaar, en onbetrouwbaar”

Klimaatinterventie is zowel binnen als buiten de wetenschappelijke wereld een buitengewoon controversieel onderwerp. Volgens professor Mike Hulme bijvoorbeeld, een van de meest uitgesproken critici van klimaatinterventie, zou onderzoek naar climate engineering uitgesloten moeten zijn. Hij stelt dat climate engineering ‘onwenselijk, onbestuurbaar, en onbetrouwbaar’ is, dat actieve klimaatinterventie eigenlijk nooit kan leiden tot een veilige en duurzame oplossing voor ons klimaatprobleem. Hulme, als vooraanstaand geograaf, richt zich voornamelijk op praktische bezwaren. De redenen waarom actieve klimaatinterventie als problematisch worden gezien, juist ook vaak door klimaatactivisten en de groene politieke partijen, liggen echter vaak dieper.

Climate engineering wordt vaak, misschien terecht, gezien als een uitvloeisel van de modernistische droom om de natuur te onderwerpen en domineren. Terwijl antropogene klimaatverandering een onwenselijk bijeffect is van onze moderne levensstijl – en absoluut geen bewuste keuze –, zou klimaatinventie onze relatie met de natuur mogelijk blijvend veranderen. Na de ongewenst straling van atoomexplosies die over de hele planeet te meten is, na de ongewenste opwarming van de aarde die ook de hele aardbol beïnvloeden, zou dit de eerste technologische stap zijn die bewust zoveel invloed uit op de aarde. De vraag is wat dat zou betekenen voor onze relatie met de natuur.

Een tweede noemenswaardig bezwaar, of in ieder geval een noemenswaardige overweging, is mogelijke onrechtvaardigheid. Technologieën van deze orde van grootte roepen, net als antropogene klimaatverandering, vragen op over rechtvaardigheid. Net als bij de opwarming van de aarde is bij klimaatinterventie de kans groot dat het zuidelijk halfrond, de minder rijke staten, de zwaarste negatieve consequenties te verdragen krijgen. Mogen we actief zo veel leed, zoveel negatieve, vaak onvoorspelbare consequenties, veroorzaken om een probleem op te lossen waar het noordelijk halfrond voornamelijk verantwoordelijk voor is? En zo ja, wie zou er dan de controle moeten hebben over de ‘thermostaat’?

“Wie controleert de ’thermostaat’?”

Onderzoek naar actieve klimaatinterventie is nodig, gevaarlijk, overbodig, oneerlijk, onbestuurbaar, en controversieel. Er zijn dan ook weinig redelijke mensen die klimaatinterventie voorstellen als iets wenselijks, die willen dat we interveniëren in het klimaatsysteem. Maar sommigen, waaronder ik, zien onderzoek naar de mogelijkheden als een bittere noodzaak. We hebben te lang te weinig gedaan, en het is altijd beter om te weten dat klimaatinterventie geen optie is dan later te wensen dat we toch onderzoek hadden gedaan.

lees ook

LVolg ons op facebook

L