Op mijn achttiende verjaardag schreef ik mij in als orgaandonor. De kans om het leven van een ander te redden nadat het mijne voorbij is, leek me een simpele en broodnodige manier om de wereld een heel klein beetje beter te maken. Een half jaar geleden werd ik daarbovenop bloeddonor, want waarom niet ook tijdens mijn leven bijdragen aan de gezondheid van anderen? Helaas bleek al gauw dat twee van mijn pogingen tot wereldverbetering elkaar in de weg zaten.

Na mij op een willekeurige doordeweekse avond te hebben aangemeld bij bloedbank Sanquin, kreeg ik mijn eerste uitnodiging om de Delftse vestiging te bezoeken. En dan niet meteen om liters bloed af te staan, maar om te beginnen voor een serie testjes en vragenlijsten. Afhankelijk van je recente internationale avonturen, de wildheid van je seksleven, en je behoedzaamheid inde buurt van scherpe messen, keurt men hoe veilig je bloed is voor (kwetsbare) ontvangers. Je wordt direct afgewezen wanneer je pas ziek bent geweest of onveilige seks hebt gehad met een vreemde.

Na het inleveren van lijsten vol persoonlijke informatie – die ik blijkbaar naar tevredenheid ingevuld had – volgde een miniem lichamelijk onderzoekje. Daar bleek de schoen te wringen: bij het eerste testje had mijn bloed had een te laag ijzergehalte. Ook een tweede meting leverde een ijzerpercentage van 7,2% op: 0,6% te weinig voor een veilige donatie.

“Eet vooral veel vlees”

Toch nam de zuster wat bloed af voor verdere tests en voor bepaling van mijn bloedgroep. De resultaten daarvan zou ik pas bij mijn volgende bezoek ontvangen – dat maanden werd uitgesteld vanwege mijn zogenaamde gebrek aan ijzer. “Kom maar over drie maanden terug,” zei de donorarts opgewekt. “En in de tussentijd veel vlees eten, dan komt het wel goed.”

Vegetarisme in de knel?
Vlees? Nou ben ik niet zo strak in de leer als veel van mijn DWARSe vrienden, maar dagelijks vlees eten in de hoop bloed te mogen geven, ging mij wat ver. De dokter vond dat duidelijk onzin, en raadde me na wat aandringen aan om dan maar ijzerhoudende groenten te eten, “Zoals spinazie of sla ofzo.”

Teleurgesteld en matig geïnformeerd fietste ik naar huis, met een tussenstop bij de Turkse supermarkt voor een krop sla en een bosje spinazie. Was ik ziek of ongezond, doordat ik te weinig vlees binnenkreeg? Moest ik zes verschillende voedingssupplementen gaan slikken, net als mijn beste vriend de veganist? En had ik dat over voor die paar liter bloed per jaar voor een behoevende vreemdeling?

Gelukkig blijkt Sanquin een uitstekende service te bieden aan verwarde bloeddonors: de telefonische donorlijn. In vijf minuten bracht een vriendelijke klantenservicemedewerker mij op de hoogte. Ik had geen probleem of ziekte, en zeker geen bloedarmoede, want daarvoor was mijn ijzergehalte dan weer te hoog. Maar als ik bloed zou doneren, had ik kans dat het ijzerpercentage te ver zou dalen, met bloedarmoede als mogelijk resultaat.

En qua vlees? Ook sommige groenten bevatten inderdaad bovengemiddeld veel ijzer: broccoli, spinazie, tuinbonen en sla konden een oplossing vormen. En ijzersupplementen waren ook een optie, als ik ze maar braaf iedere dag nam.

“Niet ziek, maar ook niet gezond genoeg”

Enigszins opgelucht begon ik dus aan een nieuwe routine in mijn dagelijks eetpatroon. Iedere ochtend nam ik voor het ontbijt een ijzerpilletje én een vitamine C-tablet – dat laatste om de ijzeropname te bevorderen. Ook kwam sla wat vaker op mijn menu, net als de andere genoemde groenten. Zo was ik drie maanden lang dagelijks bezig met ijzer en fruit, en in de week voor mijn nieuwe afspraak voegde ik vier dagen vlees toe aan mijn gerechten.

Poging twee
Vol goede moed begaf ik mij in december opnieuw naar de bloedbank. Die dag had ik extra veel water gedronken en goed gegeten, allemaal om sterk genoeg te zijn voor een flinke donatie. Uiteraard moest ook dit keer mijn ijzergehalte worden gemeten – een formaliteit, die ik braaf onderging op weg naar de zaal vol mededonateurs.

Of dat verwachtte ik. Hoewel mijn bloed al veel meer ijzer bevatte dan de eerste keer (nu was het al 7,7%), bleek ik nog altijd niet ijzerrijk genoeg voor een daadwerkelijke donatie. De dokter – een andere dan eerder – zag de teleurstelling op mijn gezicht. “Ik snap dat het jammer is nadat je keurig al die pillen hebt genomen. Maar misschien ben je ook niet voldoende geïnformeerd.”

Ze legde uit dat het er weinig toe doet hoeveel ijzer je eet, als je lichaam het niet goed opneemt. En er zijn heel wat factoren die daarbij een rol spelen. Zo is vitamine C cruciaal in de opname van ijzer, zoals ik al wist. Maar daarnaast zijn er heel wat voedingsmiddelen die ijzer juist afbreken, en die je dus beter niet kunt eten vlak nadat je ijzer hebt genomen. Dat geldt voor zuivelproducten, voor koffie en thee.

Dat zou betekenen dat mijn dagelijkse muesli-ontbijt geen optie meer is, óf dat ik mijn ijzerpillen meer dan een uur voor mijn ontbijt dien te nemen. Wie heeft daar de tijd voor? En koffie, melk, of thee bij de lunch of na het avondeten zou moeten wachten; al iets minder ingrijpend, maar wel onhandig.

“Word bloeddonor!”

Vandaar dat ik nu twijfel. Ik geloof nog steeds dat het redden van een mensenleven al deze ongemakken meer dan goedmaakt. En zolang ik een aanvaardbaar ijzerpercentage kan bereiken zonder te vervallen in totaal carnivorisme, wil ik het nog wel een keer proberen. En toch vind ik het moeilijk in te schatten of ik, wanneer ik over drie maanden weer mag terugkomen, een derde afwijzing aankan.

Het is niet persoonlijk. Het ligt niet aan mij. Maar als ik moet kiezen tussen bloed geven en vegetarisch eten, dan gaat het voorkomen van de opwarming van onze planeet, dierenleed en vervuiling toch echt vóór het doneren van een paar liter van mijn (niet zo heel zeldzame) bloedgroep aan het systeem. En dat is allemaal niet zo erg, als er maar genoeg andere donoren zijn. Dus meld jullie allemaal aan! Laat de bloedbank gevuld worden met gezond en ijzerrijk vegetariërbloed! En maak zo goed wat ik tot nog toe niet kan bijdragen als bloeddonor.