In het politieke programma van DWARS staat het volgende voorstel genoteerd: ‘Vrijheid van regulier religieus onderwijs wordt afgeschaft.’ Deze stelling komt niet simpelweg uit de lucht vallen. Er is tegenwoordig veel discussie omtrent de subsidiëring van religieus onderwijs. Naar mijn mening is het laatste woord nog niet gezegd.

In artikel 23.7 van de Nederlandse Grondwet staat het volgende vastgelegd:
Het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de bij de wet te stellen voorwaarden voldoet, wordt naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs uit de openbare kas bekostigd (…).

Dit artikel legt vast dat bijzonder onderwijs, waaronder ‘religieus onderwijs’ valt, bekostigd wordt uit de openbare staatskas. De implicaties van dit bij wet geregeld beleid zijn groter dan men denkt. Het bestaan van religieus onderwijs wordt hierdoor namelijk wettelijk gerechtvaardigd. Er zijn echter voldoende bezwaren tegen naar voren te brengen. Eén daarvan is dat religieus onderwijs religieuze (en culturele) segregatie bevordert.

Selectief wereldbeeld
Religieus onderwijs is een vorm van onderwijs waarbij een bepaalde religie als uitgangspunt wordt genomen voor datgene wat onderwezen wordt. Dit houdt in dat bepaalde onderwerpen mogelijk als ongepast beschouwd worden, namelijk díe onderwerpen die niet stroken met de opvattingen binnen de onderwezen godsdienst. Deze onderwerpen zullen dan ook niet (of in een aangepaste vorm) onderwezen worden. Andere thema’s die wel passen binnen het religieuze wereldbeeld worden juist verplicht onderwezen.

Dat is het eerste probleem. Bepaalde educatieve onderwerpen komen niet aan bod, hetgeen een beperkt – ofwel selectief – wereldbeeld teweegbrengt bij een groot deel van de leerlingen. Terwijl een individueel wereldbeeld bedoeld is om ‘open’ te staan voor opvattingen die, hoewel soms in strijd met eigen opvattingen, nieuwe inzichten kunnen bieden in het leven en de wereld om ons heen. Daardoor zien wij onze eigen gebreken in. Dat is de kern van het onderwijs: tot nieuw inzicht komen.

Religieuze vrijheid
Religieuze vrijheid impliceert diversiteit van religieuze opvattingen. Wanneer men een school opzet die als een bakermat voor een specifieke religie bedoeld is, kan deze religieuze vrijheid in het geding komen. Niet alleen omdat de leerling minder zeggenschap heeft over zijn of haar religieuze opvattingen, maar ook vanwege het feit dat een dergelijke school per definitie minder divers is. Althans, de nadruk wordt vaak gelegd op één religie: niet twee, of meerdere.

Diversiteit betekent een mengelmoes van culturen en religies zonder enige nadruk op het dogmatische karakter van een specifieke cultuur of godsdienst. Dat betekent dat, hoewel er veel individuen zijn met een welbepaalde religieuze, ofwel culturele, voorkeur, er geen culturele of religieuze gebruiken gedoceerd moeten worden als zijnde het enige juiste. Het accent behoort namelijk liggen op wat wij allen gemeenschappelijk hebben: ons mens-zijn.

Geen van bovenstaande opvattingen beogen een strikte afwijzing van religie. Alleen een kritiek op wat men ‘religieus onderwijs’ noemt. Niet omdat er iets mis aan het christendom of islam zelf, of de personen die deze godsdiensten aanhangen. Alleen de eentonigheid van religieus onderwijs vormt een obstakel voor diversiteit. En een gebrek aan diversiteit binnen onderwijsinstellingen is ongewenst. Onderwijs behoeft culturele en religieuze pluraliteit.

Leren van verschillen
Godsdiensten kunnen mooi zijn en bevorderlijk voor zingeving. Dat lijkt mij vanzelfsprekend. Zodoende wordt het gebrek van niet-religieus onderwijs ook zeer duidelijk. Daar ligt de nadruk vaak niet op zin of betekenis, of jouw plaats in de wereld, maar op prestatie en toekomst. Men is een schakel binnen een geheel van vele schakels. Religie en vooral spiritualiteit zouden veel aan dit beperkte wereldbeeld kunnen veranderen. Ieder mens streeft immers naar betekenis: de waarde die ieder van ons aan het leven toekent.

Dat religie, of andere levensbeschouwingen, veel voordeel kan bieden in het leven van een individu is evident. Wat men religie echter kwalijk moet nemen, is dat aanhangers eerder geneigd zijn om zich binnen de kaders van hun eigen (religieuze) gemeenschap of gedachtengoed te verblijven. Hierdoor komen ze nauwelijks in aanraking met religieuze verschillen. Dergelijke religieuze verzuiling doet de diversiteit geen goed. Diversiteit is echter een grote verworvenheid van onze samenleving, omdat het doet inzien waar individuele wereldbeelden beter kunnen.

Bovendien is diversiteit bevorderlijk voor de relatie met de ander. Men ziet namelijk sneller in dat de inzichten van de ander even waardevol kunnen zijn als de eigen opvattingen. Wanneer men de buitenwereld betreedt met een beperkt, religieus wereldbeeld, komt dat de relatie met de ander niet ten goede, eenvoudigweg omdat de ander dan ‘anders’ is. Daardoor bezit de ander onvermijdelijk een gebrek. Alleen als wij dat dat gebrek kunnen aanvaarden, is het geen gebrek meer. Zo worden morele relaties in stand gehouden.

Individuele zelfontplooiing en diversiteit van cultuur en religie zouden twee belangrijke pijlers moeten zijn binnen het hedendaags onderwijs. Deze twee aspecten komen ieder ten goede. Mede daardoor is het ook bevorderlijk voor de gehele samenleving. Dat religieus onderwijs niet actief gestimuleerd moet worden door middel van overheidssubsidies is duidelijk. In plaats hiervan zou ik een alternatief naar voren willen schuiven: spiritueel onderwijs. Educatie die niet gericht is op de orthodoxie van het ‘Woord’, maar op de geestelijke, morele relatie met de ander en de wereld om ons heen.

Dit artikel is deel van de OverDWARS Religieweek.