We zijn zelf populistisch!

Een krant met de titel 'populisme'.

Het is 16 juni 1955. In Buenos Aires spreekt de immens populaire president Juan Perón zijn achterban toe op het Plaza de Mayo. Hoewel Perón op basis van een brede volksbeweging met sterke wortels in de vakbonden aan de macht is gekomen, staat zijn positie onder druk. Vooral het leger en de kerk zijn ontevreden met de liberale maatregelen die deze president heeft genomen zoals de legalisering van zowel echtscheidingen als prostitutie. Terwijl Perón zijn toespraak houdt, bombarderen gevechtsvliegtuigen van de Argentijnse marine de menigte. 364 mensen komen om het leven. In de maanden hierna weet Perón ternauwernood Argentinië te ontvluchten terwijl dit land het slachtoffer wordt van een militaire coup. Wat volgt is een tijd van onderdrukking voor Argentinië, een even lange periode van verbanning voor Perón en één van de meest interessante episodes uit de moderne politieke geschiedenis.

door Jelte Hommes

De landen die onderdak verlenen aan Perón willen liever niet het nieuwe Argentijnse bewind teveel voor de voeten lopen en zetten hem daarom onder druk om zich niet publiekelijk te uiten. Zijn invloed op zijn eigen partij slinkt daarom enorm. Wat voor zijn Argentijnse achterban rest is alleen nog maar een herinnering aan de immens populaire politicus. In de 18 jaren die het militaire bewind duurt, ontstaat op deze manier een bonte verzameling van groeperingen die in verzet komen tegen het bewind en allemaal claimen te spreken in de naam van Perón. Vrouwen die hun net verworven rechten zien worden afgenomen, studenten die de onderdrukking zat zijn, arbeiders die hun banen verliezen, allemaal verenigen ze zich achter één groot pro-Perón-spandoek. Wanneer na 18 jaar het militaire bewind verslagen wordt en Perón terugkeert naar Argentinië om uiteindelijk opnieuw president te worden, kan het dan ook niet anders dat sommige van deze groepen teleurgesteld raken. Het blijkt onmogelijk te zijn om alle verwachtingen waar te maken.

Jose Perón (midden) geeft de populaire Argentijnse boxer José María Gatica (links) een hand. (Foto uit 1950)

Jose Perón (midden) geeft de populaire Argentijnse boxer José María Gatica (links) een hand. (Foto uit 1950)

Dit fenomeen is door verschillende politiek filosofen geduid als het archetype van het moderne populisme. In wat nu volgt zal ik een uiteenzetting van deze theorie geven op basis van het werk van Ernesto Laclau. Deze Argentijn staat namelijk bekend als één van de zwaargewichten binnen de politieke filosofie en heeft een verhelderende beschouwing over dit onderwerp gegeven in zijn boek ‘On Populist Reason’. Laclau maakt in zijn werk een onderscheid tussen een democratisch politiek veld en een populistisch politiek veld. Hoewel deze tegenpolen beide ideaalbeelden zijn en in de praktijk niet in zuivere vorm voorkomen, werkt het wel als een verhelderend conceptueel onderscheid. Een democratisch politiek veld wordt gekenmerkt door verschillende belangengroepen die hun verschillende wensen vervuld willen zien worden door hun regering: Een oud vrouwtje wil dat haar straat veilig is, een werkloze wil een baan, een arbeider wil loonsverhoging en een boos blond mannetje wil een bepaalde religie verbieden. De belangen en de belangengroepen in dit veld zijn dus strikt gescheiden en volkomen duidelijk. Bovendien zijn de belangengroepen compleet redelijk, zodra een wens vervuld wordt is er eigenlijk geen reden meer voor zo’n groep om te blijven bestaan.

Een dergelijk democratisch politiek veld kan een populistisch(er) politiek veld worden zodra het de regering niet lukt om alle wensen van de belangengroepen in vervulling te laten gaan. Op dat moment kan het zo zijn dat één van de wensen van de belangengroepen gaat werken als een “lege betekenaar”. Wanneer dit gebeurt, herkent iedere groep zijn onvrede over hun onvervulde wensen in een steeds abstracter wordend concept. In ons voorbeeld kan het bijvoorbeeld gebeuren dat het boze blonde mannetje zowel de arbeider, het oude vrouwtje als de werkloze ervan weet te overtuigen dat hun wensen pas in vervulling gaan wanneer een bepaalde religie wordt verboden. Omdat het uiterst discutabel is of dit daadwerkelijk het geval is, vergt het geloof in de relatie tussen het concrete belang enerzijds en de abstracte oplossing anderzijds een emotionele investering: Men moet er letterlijk in geloven dat een dergelijke relatie bestaat. Wanneer in zo’n populistisch politiek veld tegemoet wordt gekomen aan een concreet belang, is het ten zeerste te vraag of een bepaalde belangengroep in zo’n geval wordt opgeheven. Zodra een werkloze een baan krijgt terwijl hij emotioneel geïnvesteerd heeft in het geloof dat zijn werkloosheid komt door de kwade invloed van een bepaalde religie, wil hij ondanks zijn nieuwe baan deze religie nog steeds verbieden. In het historische voorbeeld van Perón is het overigens duidelijk dat Perón zelf de rol van lege betekenaar is gaan spelen. De groepen die in verzet kwamen tegen het militaire bewind geloofden er allemaal in dat Perón de oplossing voor hun onvrede belichaamde.

“Populisme gaat niet over elites en een ontevreden volk”

Wanneer we naar het huidige Europese en Nederlandse politieke klimaat kijken, vallen er volgens mij verschillende lessen uit het werk van Laclau te trekken. Ten eerste, en daar hamert Laclau zelf ook op, zou de discussie over het populisme vele malen beter gevoerd kunnen worden. Laclau hekelt het feit dat populisme, ten onrechte, vaak op basis van een bepaalde inhoud wordt begrepen. Een dergelijke fout wordt bijvoorbeeld gemaakt wanneer men roept dat het populisme het verzet van een onredelijk, ontevreden volk is tegen een culturele/intellectuele/financiële/neo-liberale/corrupte elite. Het probleem met dit soort uitspraken is dat er op ieder genoemd gebied een tegenvoorbeeld kan worden gevonden waarvan het wenselijk is dat het wel onder de definitie van het populisme blijft vallen. Zo speelde de culturele elite tijdens en na de Russische revolutie een belangrijke rol binnen de volksbeweging in de vorm van de avant-garde. Speelden Italiaanse intellectuelen tijdens het interbellum onder de leiding van Antonio Gramsci een belangrijke rol binnen de Italiaanse communistische beweging. Speelt Donald Trump als miljonair een belangrijke rol binnen het hedendaagse Amerikaanse populisme. Heeft Berlusconi onmiskenbaar het Italiaanse populisme vorm gegeven en is dichter bij huis Jos van Rey een goed voorbeeld van hoe corruptie en populisme elkaar niet uitsluiten. Laclau heeft het daarom liever niet over elites en al helemaal niet over een onredelijk of ontevreden volk.  In zijn werk pleit hij er juist voor om van dit soort eenzijdige inhoudelijke karakteriseringen af te stappen en het populisme te begrijpen vanuit de vorm die ze binnen een samenleving aanneemt.  Het lijkt mij dat een dergelijke invalshoek ook het debat over het populisme in Nederland ten goede zal komen.

Donald Trump tijdens zijn verkiezingscampagne. Foto van Gage Skidmore.

Donald Trump tijdens zijn verkiezingscampagne. Foto van Gage Skidmore.

Ten tweede laat de theorie van Laclau naar mijn mening goed zien waarom de hausse aan referenda die we recentelijk beleven olie is op het populistische vuur. Normaal gesproken zou een issue als het Oekraïne-verdrag bijvoorbeeld typisch een probleem zijn dat binnen een democratisch politiek veld functioneert. Er zijn een paar goed gedefinieerde belangengroepen die bepaalde concrete wensen hebben wat betreft een dergelijk verdrag (bedrijfsleven wil handel drijven, vakbonden willen banen behouden, et cetera). Wanneer de discussie over een dergelijk onderwerp wordt omgetoverd tot een referendum, zien we goed hoe snel dergelijke concrete belangen ondergeschikt raken binnen de maatschappelijke discussie. Al snel gaat het over emotionele verhalen van een groot Europa en een arme, kwetsbare natiestaat. Hoewel ik niet zeg dat dergelijke verhalen per definitie alleen maar vanuit de onderbuik komen, is dit binnen het huidige medialandschap wel waar het vaak op neer komt. Wanneer er binnen de huidige publieke ruimte nagenoeg geen plek meer is voor een fundamentele discussie over dit soort zaken, moeten we ons afvragen of referenda het juiste instrument zijn om ons politieke systeem te vernieuwen. Men zou dan wellicht beter kunnen kiezen voor nieuwe vormen van deliberatieve besluitvorming zoals de G1000. Dergelijke vormen van besluitvorming verplichten deelnemers namelijk om zich in bepaalde problemen te verdiepen in plaats van dat ze argeloos ‘ja’ of ‘nee’ aanvinken.

“Populisme staat niet noodzakelijk haaks op de democratie”

Tenslotte, om positief af te sluiten, moeten we onthouden dat het populisme niet noodzakelijk haaks staat op de democratie (mensen vergeten vaak dat beide woorden nagenoeg vertalingen van elkaar zijn in respectievelijk het Latijn en het Grieks). Wanneer wordt afgestapt van een simplistisch onderscheid tussen de elite en het volk, ontstaat er een ruimte waarin linkse partijen zich ook weer kunnen gaan oriënteren om brede volksbewegingen te worden. Wat dat betreft moeten zowel Barack Obama als Jesse Klaver genoemd worden. Het valt binnen het begrippenkader van Laclau goed te beargumenteren dat beiden een succesvolle populistische campagne weten te voeren op basis van een retoriek gebaseerd op een hoopvolle toekomst in plaats van angst voor het vreemde. Hoewel we over bescheiden lichtpuntjes moeten spreken, gezien het teleurstellende beleid van de Obama-regering en het prille stadium waarin de opmars van GroenLinks zich bevindt, is het des te belangrijker dat deze lichtpuntjes goed begrepen worden.

lees ook

LVolg ons op facebook

L