Afgelopen maandag kreeg ik, net als ieder GroenLinks-lid, een mailtje binnen. De kandidaatstelling voor de Tweede Kamer is geopend, en geïnteresseerden kunnen zich aanmelden. De bijbehorende webpagina geeft een profielschets van kandidaat-kamerleden. Zo is een kandidaat groen, eerlijk en inclusief, collegiaal, en scherp in debatten. Maar wie doorklikt naar de procedures vindt een opmerkelijk punt in een “bewilligingsformulier”. Wie kamerlid wil worden dient het volgende te ondertekenen: “Ik verplicht me tot het teruggeven van een eventuele zetel als ik de fractie tussentijds verlaat”. Mag dit eigenlijk wel?

Terug naar een stukje fractiediscipline. Afgelopen tijd is er heel wat afgesplitst bij andere partijen, maar een jaar terug had GroenLinks nog haar eigen fractieprobleem. Na veel onenigheid en ophef stapte Zihni Özdil vorig jaar mei uit de fractie. Hierbij gaf hij zijn zetel op, en besloot niet verder te gaan als eenmanspartij.

Maar als hij wél als éénmansfractie door had gewild, had dit dan gekund? Het korte antwoord is: ja. Artikel 54 van de grondwet stelt dat Tweede Kamerleden rechtstreeks worden verkozen. Een zetel wordt dus aangesteld op persoonlijke titel, en niet op partijnaam. Daarbovenop stemmen Kamerleden volgens grondwetsartikel 67 lid 3 “zonder last”. Aan de hand hiervan is in de jaren 80 zelfs een soortgelijke zetelafspraak ongeldig verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het afstaan van de zetel in strijd was met het “vrije mandaat” dat uit deze grondwetsartikelen voortkomt. Het stemmen zonder last is ook interessant in het licht van de profielschets van GroenLinks, waarin staat dat de kandidaat “dienstbaarheid aan fractie en partijdoelen boven eigen doelen” stelt.

Waarom moet de zetelafspraak dan ondertekend worden als die juridisch toch geen standhoudt? Een fractie of partij zou bij de rechter nooit iets kunnen beginnen tegen een afsplitser die de eigen zetel meeneemt, ook al ondertekent diegene er nog zo’n stellige verklaring. De partij kan iemand hooguit royeren, maar dat gaat nogal moeilijk bij iemand die net zijn lidmaatschap heeft opgezegd.

De reden is duidelijk: het afschrikkende en sociale effect is meestal al genoeg. Zelfs als partijen iemand niet juridisch kunnen dwingen om uit de kamer te stappen, kan druk zetten al genoeg zijn. Wie wil er nou weer ingaan tegen iets dat je zelf ondertekend hebt? Maar is het smaakvol? Niet bepaald.

Het blijft ook lang niet bij GroenLinks. Een korte zoektocht levert op dat bijna alle partijen, van links tot rechts, eenzelfde soort verklaring laten ondertekenen. De VVD vormt een interessante uitzondering, door een open vraag te geven waarin de kandidaat zijn mening moet geven over het wel of niet meenemen van een zetel. Niets bindends, maar de vraag is natuurlijk wat er met de antwoorden gebeurt.

GroenLinks negeert, net als de meeste andere partijen, voor het gemak even de grondwet en verbiedt tevergeefs fractie-afsplitsing. Hoe komen we uit deze gekke tegenstrijdige situatie? Er zijn twee opties. Óf we geven collectief toe dat het stemmen “zonder last” in een tijd van media, politisering en fractiediscipline toch al meer schijn dan waarheid was. Dit ligt gevoelig. Het aanpassen van democratische rechten heeft ook veel risico’s. Ook zou hiervoor de grondwet moeten worden gewijzigd, en het is de vraag wie daar de handen aan durft te branden. Óf we stoppen met het opstellen van dit soort verklaringen. Afsplitsing wordt weer gewoon gezien als recht, en niet als overtreding. Niet alleen voor het vertrouwen in de politiek, maar ook in de grondwet.