Mag je spreken van een generatiekloof als er nog geen tien jaar tussen zit? Met enige regelmaat pas ik op bij mijn buurmeisje, en vorig jaar rond deze tijd liet ze me kennismaken met het concept ‘Koningsspelen’.

Ik had er nog nooit van gehoord, maar het was blijkbaar een nationale sportdag rondom Koningsdag. Aansluitend liet ze me een video van Kinderen Voor Kinderen zien, die elk jaar een nummer voor dit evenement maken. Ik kende Kinderen Voor Kinderen als het ongemakkelijke geschuifel bij Op een onbewoond eiland (hoewel dat nummer ook ver voor mijn tijd is) en de hedendaagse Kinderen kwamen als een ware cultuurshock: gestroomlijnd, uitgedokterd en vooral heel erg hip. Het nummer zelf, Hupsakee, had ik nog dagen in mijn hoofd.

Een paar dagen geleden kwam ik het liedje voor de Koningsspelen van dit jaar tegen, en ik was onaangenaam verrast. In de video dansen de kinderen op Paleis Soestdijk, er zingen lakeien mee en er duikt hier en daar een kroontje op. Het thema is duidelijk: oranje, koningshuis, Nederland. Met mijn roots diepgeworteld in de bollenstreek zou ik het allemaal prima moeten vinden, maar mijn knee-jerk reaction was negatief. Hoe komt het dat ik de symboliek van mijn land van herkomst niet meer kan waarderen, terwijl ik voorheen gretig de oranje spullen uit de kast trok op 30 april?

Over het antwoord hoefde ik niet lang na te denken. Het was verkiezingstijd en Sybrand Buma wist symboolpolitiek naar een hoger niveau te tillen. Voorheen had de PVV een monopolie op onbenullige tradities verheffen tot de kern van het Nederlanderschap (en daar had de VVD al op ingesprongen met populistisch praatpoppetje Halbe) maar in deze verkiezingen leek het deel te zijn geworden van de dagelijkse gang van zaken. Van paaseitjes tot het Wilhelmus, ze werden allemaal tot cultureel erfgoed gebombardeerd en gebruikt voor de agenda van midden- tot extreemrechts, die er alles aan leken te doen om ons te vertellen dat “onze” identiteit in gevaar zou zijn.

Deze partijen hebben ons patriottisme weten te kapen en het vervormd van een warm gevoel op Koningsdag naar een systeem van uitsluiting. Het is nu een middel geworden om een bestaande kloof nog groter te maken. Met vaderlandsliefde als argument wordt Nederlanderschap als voorwaardelijk gepresenteerd: als je tegen Zwarte Piet bent, ben je geen echte Nederlander. Als je paaseitjes verstopeitjes noemt, ben je geen echte Nederlander. Als je GroenLinks stemt, ben je geen echte Nederlander (maar een landverrader). En hoewel het bij mij als oer-Hollands uitziend meisje bij “landverrader” blijft, is in patriottisme een stok gevonden om Nederlanders met een migratie-achtergrond mee te slaan. De Nederlanders met een migratie-achtergrond zijn alleen Nederlander als ze iets doen wat de rechtse patriot aanstaat. Zihni Özdil benoemde het in zijn betoog Nederland mijn vaderland: “Wanneer ‘allochtonen’ positieve dingen doen, zoals prijzen winnen, worden ze door de media steevast als ‘Nederlanders’ geduid. Hun etnische afkomst ontbreekt in de berichtgeving. In dezelfde media staan, soms op dezelfde dag, ‘allochtone’ Nederlanders plotseling omschreven als ‘Antillianen’ of ‘Marokkanen’ bij negatieve zaken zoals criminaliteit.”

Alle tastbare vormen van het Nederlanderschap zijn eigendom geworden van de rechts-populisten. Een Nederlands vlaggetje in iemands Twitternaam is zelfs een waterdichte manier geworden om de PVV’ers eruit te filteren. Wanneer een symbool zo systematisch in verband wordt gebracht met een bepaald gedachtegoed is het bijna onmogelijk om het niet met elkaar te associëren, met als gevolg dat ik nu een lichte afkeer begin te voelen bij het zien van de Nederlandse vlag. Dat wíl ik helemaal niet. Ik wil ook trots kunnen zijn op Nederland (nog zo’n vervuilde woordengroep) en de waarden en vrijheden die bij ons als eerste werkelijkheid werden. Zoals Jesse Klaver het in het Carrédebat zei: “Nederland is vrijheid, tolerantie, empathie, en dat staat op het spel”.

Patriottisme op de Facebookpagina van Nederland mijn vaderland.

Patriottisme op de Facebookpagina van Nederland mijn vaderland.

Maar ja, empathie is een stuk minder tastbaar. Loop een willekeurig Hollands souvenirwinkeltje binnen en je wordt overspoeld door sleutelhangers en t-shirts met ouderwetse molentjes, klompen en tulpen – hoewel die molens er vaak alleen nog staan voor toeristen en klompen nauwelijks meer gedragen worden. Die stereotypen zijn onveranderlijk en een kort bezoek aan de Facebookpagina Nederland mijn vaderland (niet te verwarren met het boek van Özdil) laat zien dat die beelden op een haast geforceerde manier worden gepresenteerd als het hoogst haalbare, de essentie van het Nederlanderschap. Mijn Nederland wordt gereduceerd tot een plaatje van een koe in een bollenveld met een krakkemikkige molen op de achtergrond.

We mogen echter niet vergeten dat toeristen ook foto’s maken van onze vrijheden in de vorm van coffeeshops, de Wallen en de Gay Pride. Ze fotograferen de fietsenstalling bij Amsterdam Centraal, omdat er geen enkel land met vergelijkbare welvaart is waar zoveel gefietst wordt als in Nederland. Onze Deltawerken zijn een internationaal begrip en zelf kan ik stil worden van de statigheid van een windmolenpark. De rechts-populisten mogen de oeroude Hollandse symbolen dan wel gekaapt hebben, er zijn er nog genoeg om trots op te zijn.

En als we toch aan die eis moeten voldoen en iets tastbaars moeten vinden om te cultiveren en symbool te maken van de Nederlandse cultuur, laat het dan ook Kinderen Voor Kinderen zijn. Want zo lang zij nummers maken als het hieronder te kijken ontroerende Waarom moet ik gaan? over kinderen die buiten het kinderpardon vallen, mogen ze wat mij betreft voor altijd het hoogtepunt zijn van onze Koningsdag.

Foto via feest.koningsspelen.nl