Vertrouwen in de overheid begint klein

Het is weer helemaal hip: vertrouwen in de overheid. Partijen en politici struikelen bijna over elkaars schoenen om duidelijk te maken dat het echt moet: een nieuwe bestuurscultuur om mensen weer te laten geloven in de overheid. Maar, zoals met alles dat te vaak wordt herhaald, zit er een gevaar aan. Hoe mooi de boodschap ook is, concrete plannen lijken te ontbreken. De toeslagenaffaire, vaccinaties en extremisme hebben het thema zo groot gemaakt, dat het bijna alleen maar om grote lijnen en de Rijksoverheid gaat. Ik ben er niet gerust op dat dit de manier is om vertrouwen in de overheid te vergroten. Denk groot, doe klein: geef “lagere” ambtenaren weer meer autoriteit.

Door: Niels Goedegebure

Ik zal daad bij het woord voegen, en duidelijk maken wat ik bedoel. Een voorbeeld. Laatst moest ik een coronatest doen. Kan de beste overkomen. Ik kwam in de ochtendmist aangesukkeld op mijn studentenfiets en ging in de rij staan. Bijzonder druk was het niet. In de rij voor me trok iets mijn aandacht: een oudere man, grijs haar, slechtere gezondheid, keek verloren om zich heen. De mensen van de GGD weigerden zijn toegang, omdat hij geen afspraak had gemaakt. Hij moest toch echt “bellen en weer terugkomen”, aldus de vrouw achter het plexiglas.

Een tweede voorbeeld. Ik had een tentamen dat ik moest maken om het vak te halen. Het tentamen werd, zoals het beleid nu voorschrijft, fysiek op de campus gehouden. Prima dacht ik, open boek en online tentamens vind ik toch niks. Maar een week voor het tentamen moest ik in quarantaine. Ik mailde de docent, om te vragen wat er te regelen viel als ik onverhoopt niet uit quarantaine zou mogen. De reactie was duidelijk: hij kon niks voor me regelen. Geen extra herkansing, geen online toetsmogelijkheid. Dat was beleid. Als ik problemen had moest ik maar naar de examencommissie. Enigszins gefrustreerd berichtte ik de examencommissie, die me, jawel, naar mijn docent verwees.

Wat mij frustreert aan deze, relatief kleine, gebeurtenissen is niet dat er regeltjes zijn en bureaucratie bestaat. Ik snap dat het nut heeft om een duidelijke richtlijn te hebben. Wat mij frustreert is het gebrek aan het willen meedenken over een oplossing buiten de gebaande paden. Als het na overleg niet mogelijk was geweest om een tentamenalternatief te regelen, had ik dat gesnapt. Maar er werd niet eens moeite gedaan om ook maar iets voor me te bedenken. Beide partijen schoven verantwoordelijkheid af op de ander. Hetzelfde geldt voor de GGD-wachtrij. Dat medewerkers niet zomaar iemand kunnen laten doorlopen, daar kan ik begrip voor opbrengen. Maar dat de man niet eens werd geholpen met het maken van een afspraak en direct werd weggestuurd, neem ik de medewerkers wél kwalijk.

Ook lagere overheden hebben een voorbeeldfunctie voor vertrouwen. Zowel de GGD als de universiteit zijn overheidsinstellingen op een lager, direct niveau. De gemiddelde persoon zal niet zo snel contact hebben met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, maar wel met de GGD. Niet met het Ministerie van Onderwijs, maar wel met DUO of hun onderwijsinstelling. Juist dit soort gevallen doen mensen denken dat de overheid er niet is om hen te helpen, maar om de regelmachine draaiende te houden.

Maar regeltjes moeten verreiken, niet verstikken. Geef “lagere” ambtenaren meer mogelijkheden, tijd en motivatie om mensen te helpen. Het kan. Toen mijn oma bij de sociale dienst werkte, kreeg ze de vrijheid om de mensen die zij sprak persoonlijker te helpen met hun problemen. Rond haar pensioen werd dit steeds verder afgebouwd, tot de beruchte controlemachine die het nu is geworden. Met alle bekende gevolgen. Maar het kan anders, en het moet anders. De beste manier om de overheid een menselijk en behulpzaam gezicht te geven is niet om van bovenaf te beginnen. Vergeet de vergezichten, en begin met meer bevoegdheden voor de mensen die direct contact hebben met burgers. Want al is vertrouwen in de overheid een groot probleem, de oplossing begint klein.

lees ook

LVolg ons op facebook

L