Tijd om de decentrale selectie uit te loten

Iedereen die ooit met een hoopvolle aankomend-geneeskundestudent heeft gepraat, zal het woord “uitgeloot” wel kennen. Tenminste, als dit gesprek vóór 2017 plaatsvond. Sinds 2017 is loten bij alle studies met een maximaal aantal plaatsen per jaar, numerus fixusstudies, verboden. Maar heeft dit wel zo’n positief effect gehad?

Door Roos Verheijen

Een mooie uitvinding leek het, die decentrale selectie. Universiteiten zijn blij, want de decentrale selectie zorgt dat er minder studenten uitvallen. Daarnaast zou het ook eerlijker zijn. In plaats van het over te laten aan het lot, hebben de aankomende studenten op deze manier zelf invloed op het wel of niet toegelaten worden tot hun studie naar keuze. De vraag is alleen of dit ook echt eerlijker heeft uitgepakt. Er zitten namelijk wat haken en ogen aan de selectie.

In de eerste plaat is er het kostenplaatje. Universiteiten vragen nog vaak een financiële bijdrage aan selectiedeelnemers, geeft ook de LSVb aan. Zo kan het zijn dat je moet betalen voor een toets of lesmateriaal. Dat is niet alleen verboden, het zou ook niet nodig moeten zijn. In 2016 is door toenmalig minister Jet Bussemaker een bedrag beschikbaar gesteld om universiteiten hierin tegemoet te komen. Desondanks gebeurt het nog steeds.

Daarnaast worden er links en rechts cursussen aangeboden om je klaar te stomen voor alle mogelijke toetsen en gesprekken die je tijdens een decentrale selectie tegen kan komen. Zo’n cursus is natuurlijk niet gratis. De goedkoopste die ik heb kunnen vinden was €80, de duurste €239. Is een cursus altijd nodig? Nee. Maar als twee mensen die eigenlijk even geschikt zijn voor de studie dezelfde selectie doorlopen, komt degene die zo’n cursus wel kan betalen er bijna altijd beter uit.

Dan zijn er ook nog de subtielere kosten: de decentrale selectie vindt vaak plaats in het weekend of in vakanties, waardoor scholieren met een bijbaantje inkomsten mislopen, en voor een decentrale selectie moet vaak meerdere dagen naar de universiteit gereisd worden.

Er is hiermee dus sowieso al een financiële drempel waardoor numerus fixusstudies niet voor iedereen toegankelijk zijn. Maar ook de selectie zelf is problematisch. Zo wordt de selectie vaak voor een deel gedaan door studenten. Die krijgen met een paar korte trainingssessies te horen hoe en waarop ze moeten selecteren. Bij wat rondvragen gaven studentbeoordelaars aan dat ze vaak het gevoel hebben dat er nogal wat willekeur komt kijken bij de selectie. In de korte tijd dat beoordelaars je zien, moeten zij een beeld krijgen van hoe je bent en wat je kan.

Vaak wordt er ook naar een CV gekeken. Er wordt op gelet of de scholier de juiste baantjes, aansluitend vrijwilligerswerk of een passende meeloopstage heeft gedaan. De enige manier waarop een zestien- of zeventienjarige dit allemaal op diens CV kan hebben staan, is door goede connecties of heel goed zoeken. Daar komt ook nog de druk en stress bij kijken om op je veertiende of vijftiende al (vrijwilligers)werk te vinden dat past bij de studie die je wilt gaan doen, met alle gevolgen voor je mentale gezondheid die dat heeft.

De decentrale selectie werpt dus onnodige drempels op, die niet per se bepalen of iemand echt geschikt is voor een studie. Daarnaast wordt er geselecteerd op bepaalde eigenschappen, wat de diversiteit van de studentenpopulatie absoluut niet helpt. Een lotingsysteem is eerlijker en toegankelijker – de kansen worden voor iedereen gelijkgetrokken. De uitval van studenten is ook te verminderen door andere aanpassingen – zoals verplichte, niet-bindende matchinggesprekken voorafgaand aan de loting. Dus trek kansen gelijk, en loot decentrale selectie uit!

Met speciale dank aan Sophie van Tilburg voor achtergrondonderzoek.


NB: Toen dit artikel was geschreven was nog niet bekend dat loting voor studies weer mogelijk wordt (12 december 2020). In overleg met de schrijver is besloten dit artikel toch te plaatsen op de ingeplande datum, om zo een bijdrage te kunnen leveren aan het maatschappelijke debat.

lees ook

LVolg ons op facebook

L