Taalkunde – hoe namen meer worden dan ze zijn

Een paar weken terug kocht ik bij de Slegte in Rotterdam een boek. Het had geen fraaie kaft, maar een saai wit omhulsel met de tekst: Classics of Analytic Philosophy erop in een standaard lettertype. Wanneer je dat ziet weet je het al: dit wordt een dikke pil. Geïntrigeerd door de wereld van Analytische filosofie begon ik te lezen. Wat volgt zijn mijn ondervindingen en gedachtespinsels over het gebruik van namen, wat uitgebreid behandeld wordt door onder andere Bertrand Russel in het net genoemde werk.

Door Stein Jonker

Mark Rutte of toch Minister van Algemene zaken?
Premier, de heer Rutte of Minister van Algemene zaken: het verwijst allemaal naar dezelfde persoon. Namelijk Mark Rutte. Toch kunnen de verwijzingen ervoor zorgen dat het beeld van de persoon waar naar verwezen wordt drastisch verandert. We zouden onszelf eerst de vraag moeten stellen wat een naam is. Veel mensen zouden zeggen dat een naam simpelweg een manier is van verwijzen naar een persoon of object, dit klopt natuurlijk, maar eigenlijk is dit te simpel. Een naam is een vervanging van een beschrijving van het object. Als ik bijvoorbeeld aan mensen vraag of zij Paul Rosenmöller kennen, en het antwoord is nee, dan kan ik nog een verwijzing gebruiken die ongeveer even lang is. Denk bijvoorbeeld aan oud-fractievoorzitter GroenLinks. Maar als dit het gesprek niet veel verder helpt, ga ik op een gegeven moment de persoon toch uitgebreid beschrijven. ‘Ja, Paul Rosenmöller is van 1994 tot 2002 fractievoorzitter van GroenLinks geweest en nu namens de partij fractievoorzitter in de eerste kamer’. Er is wel een verschil tussen deze twee verwijzingen: de een is definitief en de ander niet definitief. ‘Paul Rosenmöller’ verwijst naar een specifieke persoon en is daarom definitief. ‘Een oud Fractievoorzitter van GroenLinks’ kan verwijzen naar alle oud-fractievoorzitters van GroenLinks, en is daarom niet definitief.

Nu deze onderscheidingen zijn gemaakt kan ik mijn bewering over de verwijzingen naar Rutte verdedigen. Ten eerste zijn het alle drie definitieve verwijzingen: er is maar één huidige Premier maar één huidige Minister van algemene zaken en één Mark Rutte die deze titels bezit. Het verschil ligt hem in de beschrijvingen die zij met zich meebrengen: bij ‘Mark Rutte’ denken velen die politiek betrokken zijn aan de schandalen die onder het bewind van verschillende kabinetten-Rutte plaatsvonden. Echter, dit is ook de naam van de man die op camera altijd zo gewoon is gebleven. Hij rijdt rustig met zijn fiets het binnenhof op. Schudt alles van zich af en schudt vervolgens je hand en niet te vergeten: hij is de man die in de ogen van veel mensen ‘’ons wel door de crisis heeft gesleurd’’.

De titels Premier en Minister van Algemene Zaken belichamen dit een stuk minder. Dat heeft volgens mij te maken met het volgende: hoewel de verwijzingen ‘De minister van Algemene zaken’ en ‘De Premier’ definitief zijn, blijft het een feit dat er een tal van ministers zijn en dat er al heel veel Ministers van Algemene zaken zijn geweest. Terwijl de naam Mark Rutte bijna altijd een beschrijving van dezelfde man oproept. Dan heb ik het niet eens gehad over de mensen die niet weten wie welke ministeriële functie bekleedt, maar de namen enkel kennen van het nieuws en de debatten in de plenaire zaal. Dus, al mochten er spindoctors lezen (maar die kans acht ik vrij klein) onthoud het volgende: als u iemand negatief wil framen, moet u juist de positieve aspecten aan de functie koppelen en de negatieve aspecten aan de naam. Mark Rutte is verantwoordelijk voor de toeslagen affaire en de premier fietst over het binnenhof.

Framing en autoriteit
Verwijzingen houden dus veel kracht vast, maar wat als jij je eigen naam verzint om iets aan te duiden? Dit gebeurt natuurlijk voortdurend, en is op eerste gezicht iets doodnornaals. Hoe gaan we anders iets aanduiden wat net ontdekt is? Het wordt alleen een probleem als een neologisme (een taalelement dat nieuw is) wordt gemaakt om een specifiek politiek doel te dienen. Kijk bijvoorbeeld naar het woord prikspijt wat in 2021 het nieuwe woord in de Van Dale werd met 82,2 procent van de stemmen. Dit gebeurde nadat veel mensen die tegen het vaccineren waren via sociale media anderen opriepen om voor dat woord te stemmen. Nu kan dit woord dus gebruikt worden in de Tweede Kamer zonder dat iemand er raar van kan opkijken: het staat immers in het woordenboek. Wel heeft de hoofdredacteur van Van Dale gezegd dat hij hoopt dat het juist een andere betekenis krijgt: spijt hebben dat je een bepaalde vaccinatie niét hebt gehad.

Wie bepaalt wat woorden betekenen? In een tijd waar steeds minder mensen geloven in objectieve betekenissen. In een tijd waarin wetenschap tegen gevoel wordt afgewogen, zal de nog bestaande consensus langzaam wegzakken. Woorden als klimaatdrammer en prikspijt zullen komende jaren steeds vaker opduiken in de politieke arena en het woordenboek zal bij diepgaande discussies in de kamer niet meer worden geciteerd, hoeveel we ook over haar inhoud theoretiseren.

 

 

lees ook

LVolg ons op facebook

L