De Britse schrijver George Orwell schreef eens dat het woord fascisme na de Tweede Wereldoorlog zijn betekenis had verloren: hij had het gebruikt zien worden voor alles van boeren, winkeliers, vossenjacht, tot Gandhi, jeugdherbergen, astrologie, vrouwen en honden. Tegenwoordig lijkt het niet veel anders: de recente winst van Forum voor Democratie werd door vele aan de linkerkant van het politieke spectrum geduid als de opkomst van fascisme. Baudet, op zijn beurt, verkondigt op WNL dat fascisme eigenlijk links is. In de Volkskrant stelt gastcolumnist Mike Soyer weer dat fascisme niet links noch rechts is.

Hoe zit het nou eigenlijk? Wat was (en is) fascisme, en wat heeft fascisme te maken met de alt-right en extreemrechtse partijen? Om dit op te helderen zoek ik mijn oud-studiegenoot en historicus Yannick Lengkeek op, die in Leiden is afgestudeerd op onderzoek naar de geschiedenis van fascisme in Indonesië. Nu is hij in Engeland een PhD-onderzoek aan het doen binnen een project over autoritaire regimes in de twintigste eeuw. Het interview is vertaald vanuit het Engels.

Hoi Yannick, kun je wat meer vertellen over het project waar je bij werkt, ‘Dictatorship as Experience’?

Wij onderzoeken het alledaagse leven onder de dictatoriale regimes van Griekenland, Spanje, Portugal en Italië tussen 1922 en 1975. Zelf doe ik onderzoek naar Portugal. Eigenlijk begint hier de discussie al: was Portugal onder António de Oliveira Salazar fascistisch? Onderzoekers maken vaak een onderscheid tussen Italiaans Fascisme (met hoofdletter F) en fascisme (kleine letter). Vanuit Marxistische hoek werd Franco’s Spanje en Salazar’s Portugal vaak als fascistisch bestempeld, maar de meeste onderzoekers zijn daar terughoudender in. Zo was Salazar erg conservatief en hemelde hij het verleden op, maar hij was niet bepaald revolutionair, en wilde hij de samenleving grotendeels hetzelfde houden.

Eigenlijk speelt onze moderne vraag dus ook al bij deze regimes uit het verleden. Wat is fascisme nu precies?

Die vraag gaat eigenlijk al terug tot de jaren twintig! Onder historici zijn er zijn grofweg drie scholen. De eerste groep probeert een soort ‘checklist’ te maken. Als je alle hokjes aan kunt vinken dan is een regime fascistisch. Tegenwoordig is een tweede school populairder, dat van het ‘fascistische minimum’. Deze wetenschappers stellen dat als een bepaalde ideologie aan een bepaalde ‘minimum’ voldoet, dan is die fascistisch. Belangrijk hier is Roger Griffin, volgens hem is het kenmerk van fascisme palingenetic ultranationalism. Palingenesis is een oud woord dat ‘wedergeboorte’ betekent, het drukt het verhaal uit van de nationale wedergeboorte, de natie die als een Fenix uit de assen herrijst. Ten slotte, de laatste school bestudeert fascisme meer vanuit de ervaring van mensen, hoe mensen fascisme hebben ervaren en gevormd. Zelf sluit ik me aan bij deze meer antropologische benadering.

Maar dat is historisch, niet echt een definitie toepasbaar in modern politiek debat?

Als je kijkt naar hoe fascisten zichzelf zagen dan zie je een heleboel tegenstellingen en gemengde loyaliteiten. Het is makkelijk om neonazi’s te herkennen, maar bij partijen als de Alternative für Deutschland (AfD) in Duitsland en Forum voor Democratie (FvD) in Nederland is dat een stuk moeilijker. Ze zijn erg burgerlijk, weinig revolutionair, ze willen de samenleving niet radicaal veranderen. Ja, ze zijn xenofoob en autoritair, maar niet fascistisch omdat zij geen revolutionaire agenda hebben.

Wat is het verschil tussen Nazisme en fascisme?

Vooral de nadruk op rassenleer maakt Nazisme anders dan Italiaans Fascisme, waar ras pas belangrijk werd in de jaren dertig onder invloed van de Nazi’s. Die nadruk op ras deelt het Nazisme wel met de moderne alt-right.

In hoeverre zijn er overeenkomsten met de jaren twintig en dertig als je kijkt naar de opkomst van extreemrechts?

De situatie doet me erg denken aan de jaren twintig, toen er erg conservatieve, reactionaire figuren waren zoals Ernst Jünger of Carl Shmitt in Duitsland die zichzelf omschreven als nationaal-bolsjewisten, nationaal-syndicalisten, of als conservatieven. Zij droomden ervan om de samenleving te herstellen naar de glorie van vroeger, die natuurlijk nooit had bestaan. Maar ze waren niet revolutionair. Sommigen werkten uiteindelijk samen met de Nazi’s, maar anderen waren sceptisch tegenover massabewegingen.

Voor de Nazi’s was straatpolitiek erg belangrijk, maar in de jaren dertig probeerden ze meer radicale groepen onder controle te krijgen, zoals toen de SA (Sturmabteilung) werd vervangen door de beter georganiseerde SS (Schutzstaffel). Het gevaar nu kan dus zijn dat extreemrechtse partijen zich verbinden met meer radicale groepen. De historische ervaring leert echter dat ze de radicale groepen op een gegeven moment onder de duim willen krijgen, of anders uit de weg willen ruimen.

Zouden we in het publieke debat überhaupt woorden als ‘fascist’ of ‘nazi’ moeten gebruiken?

Ik denk wel dat als je duidelijk neonazi’s ziet, of partijen duidelijk fascistische symbolen ziet gebruiken, je dit wel moet benoemen. Maar we moeten er oven waken dat wanneer we spreken over het electoraat van partijen als AfD of de FvD, we ze niet allemaal als fascisten bestempelen. Dat helpt deze groepen alleen maar om de rol van slachtofferschap aan te nemen. Het is beter om te praten over beleid: de oplossingen die deze partijen aanbieden, of het gebrek daaraan. En we moeten ons eigen verhaal benadrukken, onze eigen visie op de maatschappij.

Tot slot dan: waarom onderzoek je zelf fascisme en autoritaire regimes in het verleden?

Al heel mijn leven heb ik moeite om mij te kunnen verplaatsen in mensen die uniformen aan willen trekken, in lijn willen marcheren, een leider willen volgen. Ik zie mijzelf een beetje als een antropoloog die deze mensen probeert te begrijpen. Ik hoop dat we die ‘antropologische’ kennis kunnen gebruiken. De alt-right misbruikt menselijke verlangens naar gemeenschap, er bij willen horen, onderdeel te willen zijn van iets groters. We moeten accepteren dat dit sterke menselijke verlangens zijn. Misschien kunnen we dan een beter alternatief bedenken.