Waarom de publieke sector van Europa over moet stappen naar vrije software

Computers zijn niet meer uit de maatschappij weg te denken. Superhandig, maar er kleven ook allerlei risico’s aan. Eén van die risico’s is dat onze samenleving te afhankelijk zou kunnen worden van commerciële software. Het is bijvoorbeeld onwenselijk dat overheden voor bepaalde diensten afhangen van één bedrijf. In dit artikel leg ik uit waar de problemen liggen, en hoe we deze kunnen ontwijken door over te stappen op niet-commerciële alternatieven.

Door Jasper van Boven

De publieke sector is doordrenkt met allerlei commerciële software. Noem mij een basis- of middelbare school waar het digitale onderwijs niet afhankelijk is van Microsoft/Apple/Google, en ik zal ze persoonlijk feliciteren. Ook voor veruit de meeste ambtenaren is het gebruik van Windows de standaard. Op veel plekken zelfs een verouderde versie: een onderzoek suggereert dat meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten nog Windows 7 gebruikt.

De kosten lopen hoog op, want voor alle honderdduizenden overheidscomputers moet een Windows-licentie worden aangeschaft. En als we naar Europa als geheel kijken, dan komen we natuurlijk uit op een veelvoud van het Nederlandse bedrag. Met licentiekosten ben je er trouwens nog niet: verouderde versies van Windows zorgen ook voor veel onderhoudskosten. In de periode 2014-2016 betaalde de Rijksoverheid al minstens 6,4 miljoen euro voor ondersteuning van oude Windows-versies. Gemeente Amsterdam betaalde in 2014 200 duizend euro voor beveiligingsupdates, en in 2020 komt daar nog eens 375 duizend euro bij. Het is moeilijk om alle relevante kosten uit heel Europa te verzamelen, maar het staat vast dat dit een flinke pot geld zou zijn.

De kosten zijn echter niet de enige kwestie die aandacht verdient. Als je gebruik maakt van een grote commerciële software-aanbieder, dan ben je ook meteen sterk gekoppeld aan die aanbieder. Als de aanbieder bijvoorbeeld besluit om meer gevoelige gebruikersgegevens te gaan verzamelen, dan kom je als organisatie in de knel. Dit probleem speelde bijvoorbeeld in 2018, toen bleek dat nieuwe versies van Windows en Microsoft Office niet voldeden aan Europese privacywetgeving. Overheden zijn als grote klanten in een redelijke onderhandelingspositie, maar toch ontkom je niet aan een problematisch belangenconflict. Bedrijven weten heel goed hoe moeilijk het is om grote systemen over te zetten naar andere software, dus ze kunnen rustig kijken hoe ver ze kunnen gaan in hun drang naar meer winst.

Vrije software als alternatief

In een ideale wereld zouden publieke organisaties niet afhankelijk zijn van commerciële software. Dat klinkt misschien onhaalbaar, maar er zijn zeker mogelijkheden. Voor veel toepassingen bestaat namelijk al zogenaamde vrije software. Vrije software is software met volledig openbare broncode. Dit betekent dat de ontwikkelaar alle door mensen leesbare code deelt waar de software onder de motorkap uit bestaat. Een misschien nog wel belangrijker kenmerk van vrije software is dat we met die code mogen doen wat we willen: iedereen is vrij om de code te lezen/gebruiken/aanpassen/publiceren. Vrije software is daardoor niet alleen waardevol voor gebruikers, maar ook voor ontwikkelaars die de code over kunnen nemen voor nieuwe of verbeterde software. Besturingssystemen, internetbrowsers, tekstverwerkers, mediaspelers, communicatie-apps: voor alle grote zaken zijn wel goede vrije opties te vinden. Als je interesse hebt, dan zou ik vooral eens beginnen met deze Wikipedia-pagina.

Je vraagt je misschien af hoe vrije software gefinancierd wordt. Deze vraag is niet altijd relevant: veel ontwikkelaars doen het vrijwillig, om de wereld een beetje beter te maken. Er bestaan echter wel manieren om eraan te verdienen. Ontwikkelaars kunnen bijvoorbeeld om donaties vragen, en overheden of grote bedrijven bieden soms steun aan bepaalde vrije projecten. Ook zijn er bedrijven die extra betaalde ondersteuning voor hun eigen vrije software aanbieden.

Als de overheid actiever inzet op vrije software, dan brengt dat voordelen met zich mee. Publieke organisaties zullen ineens veel sterker tegenover commerciële partijen staan. Dure licenties zijn niet meer nodig, en de organisaties zijn voor ondersteuning niet meer per se afhankelijk van de oorspronkelijke aanbieder.

Het huidige vrije software-aanbod is misschien niet voor alle specifieke toepassingen geschikt. Dit is echter op te lossen: investeer het geld dat Europese landen nu kwijt zijn aan commerciële partijen in vrije software. Een voorbeeld: het vrije softwarepakket LibreOffice is een prima alternatief op Microsoft Office. Als we flink investeren in verdere ontwikkeling van software zoals LibreOffice, dan hebben we over een paar jaar kantoorsoftware die aan alle publieke eisen voldoet. Deze software zou ook waardevol zijn buiten de publieke sector, want iedereen zou er gebruik van kunnen maken. Zo’n investering in het publieke belang lijkt mij beter dan de eeuwige investeringen in commerciële software.

Een volledige overstap naar vrije software zal zeker niet makkelijk zijn. Grote digitale projecten lopen altijd tegen problemen aan, en een Europees project op deze schaal waarschijnlijk al helemaal. De gemeente München begon in 2004 een ambitieus overstapproject van Windows naar vrije alternatieven, maar draaide dit in 2017 vanwege organisatorische problemen toch terug. Een grootschalig Europees project zal echter veel meer slagkracht hebben, en projecten zoals die in München bieden leerstof voor toekomstige pogingen. De Nederlandse overheid lijkt enige interesse in vrije software te hebben. In het GroenLinks-verkiezingsprogramma uit 2017 wordt al ingezet op meer gebruik van vrije software bij de overheid (pagina 67, punt 26). Ik zou zeggen: vergroot de ambities op dit gebied, uiteindelijk plukken we er allemaal de vruchten van.

Vragen of reacties graag naar @JaspervnBvn op Twitter, of naar jaspervanboven@protonmail.com.