Het is een typische druilerige januaridag als een groep militairen in Eindhoven op een vliegtuig – zonder ramen! – stapt, om een uur of zes later aan te komen in Mali. Daar komen ze terecht in verzengende hitte en een nieuwe wereld.

Een van hen is een vriend van mij. In de tijd dat hij in Mali zat Whatsappte hij soms, en af en toe kregen we ansichtkaarten (gedrukt door Defensie, met ‘Groetjes uit Mali’ erop). Ik als Randstedelijk studentje kon me niks voorstellen bij zijn leven daar. Daarom leek het OverDWARS themanummer Reizen me een ideaal moment om de vriend (hij wilde liever niet met zijn naam op internet) eens wat vragen te stellen. Hier volgt een verslag van de anderhalf uur dat we praatten over de VN, aapjes, landkaarten, culturele verschillen en droomvakanties.

Veel activiteiten van het leger lijken te beschrijven als ‘geen staatsgeheim maar toch eigenlijk wel een beetje geheim’. Dus als ik vraag wat hij in Mali deed volgt er een ingewikkeld verhaal waarvan ik alleen de woorden ‘inlichtingen’ en ‘materieel’ weet op te schrijven.

Ik zeg wel dat je iets met computers doet.
“Ja, is ook goed.”

Daar zullen we het mee moeten doen. En wat doet de VN in het algemeen in Mali? Want de Nederlandse militairen zitten in Mali als deel van een VN-missie.
“Dat al die lui gewoon normaal gaan doen … en praten.’ Dat er een stabielere regering komt. Er is bijna geen leiding in het land, weinig autoriteiten. In Nederland is er regelgeving voor alles tussen geboren worden en dood gaan, en als er geen plan is…”

Dan is dat het plan.
“Ja, dan wordt daar wat aan gedaan. Maar in Mali is dat heel anders: anarchie wil ik niet zeggen, maar het is veel minder gestructureerd dan Nederland. Er heerst een heel andere cultuur dan in Nederland. Stel, er moet iets gebeuren, er moet een kabel ingegraven worden, dan doen wij dat. Doorwerken, zweten, en daarna is het klaar en kan je douchen. Nederland is veel kapitalistischer dan Mali. Daar zijn ze tevreden als ze nog genoeg geld hebben om de week door te komen, hier wil iedereen een grotere TV dan zijn buurman. Het is daar natuurlijk ook gewoon heel erg heet. 44 graden en brandende zon. Ze spelen het leven daar op hard mode.

“Ik zie niks, ik hoor niks”

We hebben het veel over het verschil tussen de lokale bevolking in Mali en de Europese militairen. Een verkoper van lokale producten op het vliegveld van Timboektoe heeft uitgelegd hoe de ‘horen zien zwijgen-aapjes’, de Japanse symbolen die momenteel waarschijnlijk bekender zijn als emoji (???) dan als spreekwoord, passen bij de Malinese cultuur: ‘stay with yourself and no problem’ zei hij. Je moet je niet met andermans zaken bemoeien. Maar behulpzaamheid en groepsgevoel zijn dingen die militairen met de paplepel ingegoten krijgen, nog veel meer dan de gemiddelde Westerling.

Ondertussen ging het in onze Whatsappgroep over of een vriendin die op uitwisseling ging naar Zuid-Korea een vak over de taal moest doen. De geïnterviewde had daar een heel duidelijke mening over.
“Hier in Mali kan ik met mijn twee jaar Frans het beste Frans van de hele afdeling hier. Het opent zo veel deuren als je de mensen in hun eigen taal kan begroeten en vragen hoe het gaat, waar iets is, waar ze vandaag komen etc. Nu je tussen allemaal lui zit die echt alleen maar Frans kunnen wou ik soms dat ik beter had opgelet bij Franse les. Om het ook echt tot een gesprekje te kunnen schoppen.”

Had je veel contact met lokale inwoners?
“Niet veel, nee. Maar iedereen die weet dat de VN daar zit en ze zijn er op zich wel blij mee, dat merk je toch wel aan de mensen op straat, hoe ze reageren als je daar rondloopt met een blauwe pet op. Maar het grote conflict is voor de mensen in de hoofdstad Bamako, waar ik zat, wel een ver-van-hun-bedshow. De afstand van Bamako naar het conflictgebied is ongeveer net zo groot als die van hier naar Barcelona. Alleen het lijkt minder ver door de landkaarten die we gebruiken. Het is sowieso geen Aleppo, waar de bommen je om de oren vliegen.”

“We lenen niet even een pantserauto om een toeristisch uitstapje te maken”

Je bent ook naar Timboektoe, verder naar het Noorden, geweest. Hoe was dat? Heb je nog iets van het UNESCO Werelderfgoed gezien?
“Timboektoe is heel anders. En kijk maar op de kaart, het is echt een stadje van niks. En er is ook helemaal niks. Ik heb beelden gezien van een collega die door het stadje gereden was, maar zelf mochten we er niet heen. We zijn er ook maar een dagje geweest. Nee, we lenen niet even een pantserauto om een toeristisch uitstapje te maken. Het is heel erg gevaarlijk daar, en er is geen sprake van een strijd tussen twee georganiseerde legers, geen linie. De dreiging is overal, maar je ziet niet waarvandaan.”

Heb je wel het gevoel dat de VN iets kan betekenen in het conflict?
“Ik denk het wel.” Er valt een lange stilte. “Eigenlijk is geen enkele VN-missie ooit echt gelukt. Ken je het verhaal van Srebrenica? De VN is er vooral om te observeren. En stabiliseren, maar dat werkt eigenlijk alleen als je dat observeren doet met een drie keer sterkere arm. Er is wel lering uit Srebrenica getrokken, er staat nu in de rules of engagement dat als het nodig is, je alles in mag zetten. Dat hoeft niet bij de politiek te liggen.”

En het wordt wel beter?
“Ja, maar als je een land ‘beter’ wil maken moet je er echt lang zitten, vijf jaar schiet niet echt is. Er is nog te weinig invloed. Wie er zit wisselt sowieso constant. En militairen kijken toch niet met een politieke blik naar een conflict. Er zijn echt wel idealistische militairen die echt iets willen bereiken, maar dan moet je weer een stap hoger, daar zit dan iemand die een heel ander soort taal spreekt, geen militaire taal. En dan moet je ineens 12 weken wachten op een handtekening, of je plan moet het overlegd met het hoofdkantoor in New York. Je zit vast in de regelgeving.”

Had je er langer willen zitten?
“Eigenlijk wel. Ik zat er drie maanden, maar eigenlijk moet je er gewoon een jaar zitten. De eerste drie weken is inwerken, en na twee maanden weet je alles over elk systeem. Dan ben je lekker aan het werk, maar alle afdelingen worden constant gewisseld. Dan komt je chef ineens niet uit, bij wijze van spreken, China, maar uit Noorwegen. En dan kan het gebeuren dat projecten lang blijven liggen, of helemaal vergeten worden.”

“Toeristen, wat de fuck doen die daar?”

Wat heeft het meeste indruk op je gemaakt?
“De smerigheid van het land. het ontzettend smerige milieu. Ik zal je een foto sturen om het te laten zien (red. dit is de foto hierboven).

Zou je er nog eens naar terug willen?
“Op uitzending wel, ik voelde me daar heel veilig, als militair.”

En als toerist?
“No way. Er is daar niks. Er zijn wel toeristen, die zagen we in restaurants, Fransen en Engelsen, met kleine kinderen. Wat de fuck doen die daar?”

Waar in de wereld zou je nog willen komen?
Hij wijst naar Noord Irak op de kaart. “Daar. Op uitzending dan.”

En waar wil als toerist?
“Rome. De Sint Pieter zien.”

Dit artikel is deel van de OverDWARS Reistijd.