Niemand is tegen ontwikkeling van landen waar mensen eerder nog vaak in armoede leefden. Maar in sommige landen gaat die economische ontwikkeling maar moeizaam. Commissie economie van DWARS heeft een aantal problemen besproken van ontwikkelende economieën. Deze problemen zijn soms indirect, soms direct verbonden aan het buitenlandbeleid en handelsbeleid van onder andere Nederland. Dan blijkt dat globalisering niet de eerlijke race is die sommige economen beloofden. In dit stuk: de resource curse.

Met de resource curse wordt verwezen naar het tegenstrijdige fenomeen dat landen die veel natuurlijke grondstoffen hebben, minder economische groei vertonen. Dit verband is niet altijd even sterk en wordt soms betwist. Maar het is wel duidelijk dat de aanwezigheid van veel natuurlijke grondstoffen lang niet altijd leidt tot langdurige of gemakkelijke groei. Daar zijn zowel economische als politieke redenen voor. Dit zijn de drie belangrijkste:

1. De waarde van de munt
De export van natuurlijke grondstoffen zorgt in het begin van de ontwikkeling voor een snelle instroom van geld. Economische groei en het verhogen van de handelsbalans – meer exporteren dan importeren – verhogen de waarde van de lokale munteenheid. Import wordt hierdoor goedkoper, maar exportproducten worden duurder voor andere landen. Explosieve groei van één sector kan op deze manier andere exporterende sectoren schade toebrengen. Er is dan bewust beleid nodig om een land niet te afhankelijk te maken van die ene sector die de waardevolle grondstoffen produceert.

2. Schommelingen in de markt
Landen die voor hun economie heel erg leunen op één of enkele exportproducten zijn zeer kwetsbaar voor schommelingen in de markt. Daardoor krijgt de economie van een heel land extreme pieken en dalen vergeleken met ‘normale’ economieën. Dat is – uiteraard – niet goed voor de inkomenszekerheid van de inwoners. Een wereldwijde economische crisis die de vraag naar grondstoffen doet zakken zal landen met een economie die nog erg leunt op export van die grondstoffen hard raken. Zonder dat de regering daar iets aan kan doen.

3. Corruptie
Regeringen die door grondstoffen veel geld verdienen zouden er dus goed aan doen om zo snel mogelijk ook andere sectoren te laten groeien. Maar dat gebeurt vaak niet. Ontginning van waardevolle grondstoffen betekent veel geld verdienen zonder dat er veel investeringen nodig zijn. Kwaadwillende leiders hoeven dan niet te investeren in onderwijs of de uithoeken van het land. Deze prikkels kunnen zorgen voor corruptie en een systeem waarin vriendjespolitiek normaal is. Dit proces versterkt zichzelf doordat men de welvaart met steeds minder bondgenoten wil delen. De politieke elite wordt daardoor steeds kleiner, en mogelijk steeds corrupter. Slechts een kleine groep vertrouwelingen blijft over met veel macht en geld om binnen die kleine groep te verdelen. Corruptie loont steeds meer en het proces veroorzaakt zo een spiraal van corruptie, geweld en wreedheid tegen alle vormen van tegenstand.

Dictators kunnen corrupte deals sluiten met westerse bedrijven die exploitatierechten krijgen in ruil voor smeergeld. Zo hoeven de leiders nul investeringen te doen (zie ook ons artikel over debt trap diplomacy). Het komt daarom ook vaker voor dat exploitatierechten voor een schijntje verkocht worden vergeleken met de potentiële opbrengsten. Zolang er maar genoeg smeergeld binnenkomt via geheime betalingen wordt het toegestaan door de leiders van de landen. Dit is een patroon dat op veel plekken in de wereld te vinden is. Ook in landen met een democratisch stelsel kan dat fout gaan, zoals bij de kopermijnen in Zambia (zie ook de film Stealing Africa). In dat geval hielp het niet dat het Internationaal Monetair fonds eiste dat de mijnen geprivatiseerd zouden worden. Dit was nodig om een nieuwe lening te krijgen bij de Wereldbank.

Voorbeeld: Suriname
Suriname is een land met aardig wat goud verborgen onder het tropische woud. Onder het bewind van Bouterse konden zijn politieke bondgenoten rekenen op een plaats vooraan in de rij toen de exploitatierechten werden verdeeld. Ook nu nog is de sector doordrongen van corruptie. De staat had onder het bewind van Bouterse verplicht dat al het goud voor de export moest worden geraffineerd door het bedrijf Kaloti. Amerikaanse autoriteiten onderzoeken het bedrijf al sinds 2014. Het is nog steeds niet duidelijk waar de raffinaderij precies staat en of ze wel evenveel goud verwerken als ze op papier aangeven. Onderzoekers en journalisten waarschuwen daarom dat het gaat om een grote witwasoperatie. Kaloti wordt ervan beschuldigd om goud van verdachte oorsprong (bijvoorbeeld uit Venezuela) om te smelten en daarna in Zwitserland weer laat omsmelten voor een nieuw keurmerk. De Londense goudmarkt heeft Kaloti daarom verbannen. Maar de witwasconstructie gaat waarschijnlijk nog steeds door.

De positie van Kaloti in de Surinaamse export werkt corruptie en meer witwassen in de hand. Goud van elders met vuile of bloederige afkomst zou daar worden bestempeld als Surinaams goud, volgens journalisten. Verder blijkt de huidige vicepresident, Ronnie Bruijnswijk, nog steeds eigenaar van bedrijven die in 2020 vergunningen kregen voor goudwinning. Het is helaas geen verrassing dat de autoriteiten dus weinig doen tegen de milieuvervuiling die door goudwinning wordt veroorzaakt. Goudwinning gaat traditioneel gepaard met zeer giftige stoffen, waaronder cyanide en kwik. De industriële ontginners beweren de verwerking verantwoordelijk te doen. Maar onderzoek dat milieubeschermers hadden aangevraagd beweert het tegendeel. De autoriteiten wijzen eerder in de richting van illegale goudwinning. Hier wordt wel tegen opgetreden, maar het zal de structurele belangenverstrengeling en vervuiling niet oplossen.

Voorbeeld: Nigeria
Nigeria is een van de grootste olieproducenten van het Afrikaanse continent. Het is dan ook geen verrassing dat het land al lang wordt geteisterd door corruptie. In 2001 barstte een schandaal los rondom het olieveld “OPL 245”. Het bedrijf dat de exploitatierechten had verkregen bleek via een constructie van brievenbusbedrijven deels in handen van olieminister Dan Etete. Er was sprake van zware belangenverstrengeling en zeer waarschijnlijk ook corruptie. Om een lang verhaal kort te maken: sindsdien worden er veldslagen uitgevochten in de rechtbank om te bepalen wie nu wettelijk recht heeft om het olieveld te ontginnen.

Het Nederlands-Britse Shell is daar nu ook bij betrokken geraakt. Hun aandeel van 40% lijkt ook verkregen te zijn via corrupte deals. Hiervoor is Shell in Italië aangeklaagd, maar de betrokkenen van Shell zijn daar nu vrijgesproken vanwege gebrek aan bewijs. Het hielp daarbij niet dat de juristen van Shell zich beriepen op het verschoningsrecht: het wettelijke recht van advocaten om vragen van de rechter niet te beantwoorden als dat het vrijspreken van hun cliënt moeilijker maakt. Hierdoor ontstond ook in Nederland een juridische strijd tussen het Openbaar Ministerie en Shell over welke documenten voor de Italiaanse rechtszaak wel en niet ingeleverd moesten worden.

Minstens zo ingewikkeld waren de juridische constructies met bankrekeningen en tussenpersonen, deels via de Nigeriaanse regering, die gebruikt werden om de betalingen te doen. Dit geeft eigenlijk al aan dat Shell heel goed wist dat het bijna onmogelijk was om de eigen handen niet te bevuilen met corruptie. Shell kreeg wat extra hulp van de Nederlandse ambassadeur in Nigeria, Robert Petri. Hij had volgens een klokkenluidster informatie gelekt naar Shell over een aanstaande inval van de autoriteiten. Ook zou hij goede relaties onderhouden met leidinggevenden van Shell en hun familie. Robert Petri is nooit veroordeeld of gestraft hiervoor, maar wel overgeplaatst naar een andere functie in een ander land.

Wat houden de Nigerianen zelf over aan al deze vuile handel? Olie… waar het niet hoort. Zembla maakte eind 2020 een reportage genaamd De Hel van Shell over de vervuiling in het land. Shell beschuldigt de bevolking ervan de leidingen te saboteren. Maar Shell wordt er zelf van beschuldigd dat ze niet ingrijpen als corrupte aannemers vervolgens de leidingen niet goed repareren. Ook in Waarde van de Aarde zien we hetzelfde verhaal. Daar wordt ook getoond hoe diezelfde Robert Petri sprak met Nigerianen om de gemoederen te bedaren. Maar uiteindelijk blijken de beloften van Shell en de ambassadeur niets waard. Bij een Nederlandse rechtbank is sindsdien besloten dat Shell – wat betreft de vervuiling in Nigeria – inderdaad in Nederland aangeklaagd mag worden. Maar zelfs deze uitspraak moet worden overgedaan in hoger beroep. Het gaat dus lang duren voordat het komt tot een definitieve uitspraak over het schoonmaken van de getroffen gebieden of een schadevergoeding voor de bewoners.