In de rubriek DWARSe Deuntjes schrijven DWARSers over hun favoriete muziek en hoe deze aansluit op het gedachtegoed van DWARS. Vandaag vertelt Hessel Hoekstra over het genre progressieve bluegrass. De muziek die aan bod komt in deze rubriek wordt in de afspeellijst DWARSe Deuntjes toegevoegd, die je onder het artikel kunt vinden.

Wie mij kent, weet dat ik van bluegrass houd. De afgelopen jaren ben ik ook op menig bluegrassconcert geweest. En tijdens die concerten merkte ik hoe links sommige bluegrassmuziek kan zijn. Liederen gaan over verzet tegen oorlog, vakbonden, de wereld willen redden, feminisme en meer. Dit soort nummers mogen binnen de bluegrass nog steeds vrij zeldzaam zijn, maar het stoffige genre heeft een hoog Redneckgehalte en dan is het prettig om het tegendeel bevestigd te zien.

Maar wat is bluegrass precies? Het klinkt een beetje als country, maar dat is het niet. Waar country uit zichzelf ontstaan is, is bluegrass min of meer uitgevonden. De grondlegger was de Amerikaan Bill Monroe, die in de jaren veertig furore maakte met zijn band The Blue Grass Boys (vernoemd naar de Blue Grass State, de bijnaam van Monroe’s thuisstaat Kentucky). Die haalde zijn inspiratie uit muziek afkomstig uit de Afro-Amerikaanse gemeenschappen en van Ierse en Britse migranten. Bluegrassmuziek wordt vooral gekenmerkt door akoestisch geluid van snaarinstrumenten, zoals banjo’s, mandolines en violen. De bluegrasscene hield zich lange tijd aan de stijl ontwikkeld door Monroe en bleef daardoor lang onder de radar. Met de opkomst van elektrische muziek in de jaren vijftig en zestig raakte het in een stoffig vergeethoekje.

Veel traditionele bluegrassnummers gingen over het leven in het oude Amerika en de worstelingen die de gewone mensen doorstonden. En het kan geen toeval zijn dat die worstelingen, die problemen, lijken op de problemen uit de huidige tijd. Arbeiders, oorlogen, noem maar op. Deze thema’s zijn tijdloos en lijken te passen in de moderne protestmuziek. En dat gebeurt ook in steeds grotere mate. In de jaren zeventig begon er een nieuwe stroming te ontstaan, progressieve bluegrass. Er werd minder vastgehouden aan de regels van Monroe. Teksten gingen over andere zaken en bluegrassmuzikanten experimenteerden met andere genres. Het genre bereikte af en toe het grote publiek. Hoewel sommige fans van het genre Mumford & Sons niet als bluegrass zien, hebben de Britse rockers de banjo wel weer hip gemaakt.

Tijdens de uitreiking van de afgelopen Grammy Awards gebeurde er iets bijzonders. En dit heeft niet te maken met Childish Gambino die in de prijzen viel met This Is America. Hiervoor moeten we naar de prijs voor het Beste Folkalbum gaan. Deze prijs ging naar het album All Ashore van het akoestische vijftal Punch Brothers. De band had zelf niet verwacht te winnen, aangezien folklegende Joan Baez ook genomineerd was (leadzanger en mandolinespeler Chris Thile was er zo van overtuigd dat ze niet zouden winnen, dat hij niet eens op de uitreiking aanwezig was). Maar toch wonnen ze.

De reden voor hun overwinning lag waarschijnlijk in de uitermate politieke boodschap van het album. Een boodschap die het sterkste naar voren kwam in de nummers Jumbo en Just Look At This Mess, allebei subtiele aanklachten tegen Trump. Dat het album zo politiek is, is bijzonder. De Punch Brothers zijn een bluegrassband en bluegrass is een genre dat zich normaal gesproken aan strakke regels houdt en zich daardoor niet voor een politiek geluid leent. Toch is dit geluid een trend dat je de afgelopen paar jaar steeds meer in de bluegrassscene ziet.

Zoals ik al zei, ik heb de afgelopen jaren menig bluegrassconcert bezocht en tijdens deze concerten vind ik het bijzonder dat de artiesten juist de linkser klinkende nummers willen uitlichten. Op het Rotterdam Bluegrass Festival afgelopen zomer ontmoette ik de Jaywalkers, een uitermate charmante driekoppige band uit het Verenigd Koninkrijk. Het drietal had twee redelijk traditionele albums gemaakt, maar in hun derde album Time to Save the World werden ze een stuk persoonlijker. En hieruit blijkt ook hun politieke activistische aard. In hun nummer This Time beschrijven ze dat de Brexit als het einde van de wereld voelt, maar dat er nog tijd is om de wereld te redden. Onlangs deelden ze op hun sociale mediakanalen een oproepje voor de klimaatstaking, met een linkje naar This Time.

In een gekke bui besloot ik contact op te nemen met de Jaywalkers over hoe zij aankeken over of bluegrass zich leende voor muziek met een progressief geluid. Ik kreeg antwoord van mandolinespeler en schrijver Mike Giverin en hij had een interessante observatie over politieke boodschappen en songwriters. Songwriters schrijven over datgene wat hen aangaat, waar hun interesses liggen. Mike is als persoon erg geïnteresseerd in de natuur en maakt zich erg zorgen om het milieu en dat klinkt door in sommige liedjes. Wel wil hij het niet al te veel hierover schrijven omdat er meer in de wereld is en hij niet te drammerig over wil komen, bang om publiek te verliezen. En deze trend merk ik heel erg binnen moderne bluegrassmuzikanten. Binnen elk album vind je wel een paar nummers die een wat meer politieke lading hebben. En deze lading komt vanuit een persoonlijke overtuiging.

Daar zijn nog meer voorbeelden van. Het duo Mandolin Orange bezong tijdens hun concert in Paradiso afgelopen mei hun afkeer tegen oorlog in het nummer Gospel Shoes. Tijdens datzelfde concert stond singer-songwriter Michaela Anne in het voorprogramma. Een nummer waar zij iets over wilde vertellen was Bright Lights and the Fame. Als kind vond zij het fantastisch om de countryklassieker Ramblin’ Man van Hank Williams te zingen. Totdat ze de ware betekenis achter het nummer ontdekte. Een man laat alles achter zich omdat God van hem een wildebras heeft gemaakt, ook zijn vrouw en kinderen. Als reactie hierop schreef ze Bright Lights and the Fame, waarin ze vanuit het perspectief van de vrouw van deze wildebras zingt.

Als laatste wil ik nog één nummer uitlichten dat niet per se feministisch, groen of antimilitaristisch is, maar zeker wel binnen de DWARSe ideologie past. Het nummer Ain’t That Fine is afkomstig van de band I’m With Her (niet vernoemd naar de campagneslogan van Hillary Clinton, zij waren eerder). In een tijd van sociale media proberen we altijd maar voor te houden dat we een perfect leven hebben. Maar dat hebben we niet. Dat heeft niemand, en dat is ook helemaal niet erg. Iedereen maakt fouten en ook dat is niet erg. Het raakte me ontzettend toen ik achter deze betekenis kwam. En wat mij betreft sluit dit perfect aan op de DWARS-campagne over de stressgeneratie.

Binnen de bluegrass zijn DWARSe nummers schaars. Maar als je goed luistert, hoor je ze overal. Ik hoop dat ik binnenkort ook met andere DWARSers over progressieve bluegrass kan praten.