Hoe leg je aan iemand uit dat je op een meisje valt, maar niet biseksueel bent? Of dat je al jaren identificeert als lesbisch, en toch met een man een relatie krijgt? En waarom praten we eigenlijk zo weinig over onze seksuele oriëntatie?

Door een anonieme DWARSer

Over het algemeen probeer ik het feit dat ik behalve op jongens, ook op meisjes val in gesprekken te vermijden. Niet omdat ik bang ben dat ik niet geaccepteerd zal worden, of omdat ik me ervoor schaam, of er niet open over wil zijn. Maar wel omdat ik vooral de vervolgvraag liever niet beantwoordt: “dus je bent bi/lesbisch?”

Ondanks deze angst was ik, toen ik eenmaal de moed had verzameld om een aantal vriendinnen te vertellen dat ik verliefd was op een meisje, compleet verbaasd over hun reactie. Hoewel we al jaren bevriend waren, hadden we het hier nooit over gehad, en ging ik er altijd vanuit dat ze hetero waren. En stuk voor stuk vertelden ze me: “ja, dit is herkenbaar, ik denk ook dat ik wel tot meisjes aangetrokken zou kunnen zijn.” Mijn mond viel open.

Intussen besef ik dat de reacties waar ik (niet geheel irrationeel) bang voor was, en de reacties die ik kreeg, samen typerend zijn voor de discrepantie tussen hoe we nog altijd denken over seksualiteit, en de werkelijkheid die daarachter schuilt.

Je valt op een vrouw, dus je bent bi/lesbisch?

De kloof tussen hetero en niet-hetero
We zien seksuele oriëntatie nog altijd vooral als opgedeeld in “hetero” en “homo”, of best-case scenario, “hetero” en “niet-hetero”, waarbij de laatste groep nog altijd een kleine minderheid vormt. Een minderheid die beschermd moet worden, of “getolereerd”, “geaccepteerd”. We zien de lijn tussen hetero en niet-hetero over het algemeen als een rigide scheiding, of zeg maar gerust een diepe kloof. We hebben zelfs een woord voor het overtreden van deze lijn: uit de kast komen. Het is dit idee van seksualiteit dat ten grondslag ligt aan de reactie: “dus ben je bi of lesbisch?”

Maar dit idee van seksuele oriëntatie geeft een vertekend beeld van een werkelijkheid van complexe gevoelens, voorkeuren en patronen dat zich niet in hokjes laat vangen. Het idee dat seksualiteit niet bij uitstek exclusief homoseksueel of heteroseksueel hoeft te zijn, is helemaal niet nieuw. Al in 1948 (!) ontwikkelde Alfred Kinsey zijn Kinsey-schaal, die seksualiteit op een spectrum plaatste van 0 (exclusief heteroseksueel) tot 6 (exclusief homoseksueel).

Seksualiteit op het spectrum: waar ligt de lijn?
Als je seksuele oriëntatie gaat zien als een spectrum, waar trek je dan de lijn? Wanneer ben je biseksueel, en wanneer lesbisch/homo? En wat betekent het om “uit de kast te komen”? Ben ik bi omdat ik vooral op jongens val maar soms ook op meisjes? Mag ik ook gewoon hetero zijn? Of is er nog een ander label dat me beter ‘past’? Of misschien kan ik beter helemaal geen label aannemen? En wat nou als je altijd op jongens valt, en uit het niets op één specifiek meisje verliefd wordt? Of als je vooral op meisjes valt, maar toch soms met jongens naar bed gaat?

Ben ik bi omdat ik vooral op jongens val, maar soms ook op meisjes? Mag ik ook hetero zijn?

We denken nog altijd dat dit soort verhalen – van mensen die niet helemaal hetero én niet helemaal homo zijn, maar er ergens tussenin – uitzonderingen zijn. Maar intussen stapelt onderzoek dat aantoont dat dit een misvatting is, vooral onder vrouwen, zich op. Hoewel de onderzoeken ver uiteen lopen, lijkt rond de 15-30% van (vooral jonge) vrouwen zich niet te zien als 100% hetero. Hiervan identificeert echter maar een klein percentage (zo’n 1-2 procent) zich als lesbisch, en zo’n 5-6% als biseksueel.

‘Fluidity’: hoe we over het spectrum heen en weer schuiven
Om de seksualiteit van vrouwen beter te begrijpen, deed Professor Lisa M. Diamond tien jaar lang onderzoek naar 100 vrouwen. Het boek dat ze hierover publiceerde, Sexual Fluidity: Understanding Women’s Love and Desire is confronterend en verhelderend. Diamond beargumenteert dat vooral vrouwen, meer dan mannen, naast een seksuele oriëntatie ook een capaciteit tot fluidity hebben: onder bepaalde omstandigheden ervaren ze verlangens voor mannen of vrouwen, ongeacht hun seksuele oriëntatie.

Hoewel vrouwen over het algemeen een bepaalde stabiele seksuele oriëntatie hebben – ze vallen voornamelijk op mannen, op mannen en vrouwen, of voornamelijk op vrouwen – heeft dit niet het laatste woord over hun seksuele aantrekkingen en ervaringen. Je kan dus bijvoorbeeld hetero zijn, maar onder bepaalde omstandigheden tóch op mensen van hetzelfde geslacht vallen. Je bent bijvoorbeeld voornamelijk omringd met mensen van hetzelfde geslacht, of je ontmoet een specifieke persoon waar je hart sneller van gaat kloppen, ondanks dat deze van hetzelfde geslacht is.

Seksualiteit bleek juist flexibel te zijn, in plaats van opgedeeld in hokjes.

In Diamond’s studie veranderde het overgrote deel van de vrouwen in tien jaar één of meerdere keren van seksuele identiteit – veelal van meer exclusief (lesbisch/hetero) naar minder exclusief (biseksueel/ ongelabeld etc.). Seksualiteit bleek dus juist flexibel te zijn, in plaats van opgedeeld in hokjes. We bevinden ons niet alleen op een spectrum, we kunnen ook nog over dat spectrum schuiven. Sommigen kunnen meer schuiven dan anderen, of schuiven helemaal niet. En dit verklaart waarom veel meer mensen dan je denkt helemaal niet zo goed in een hokje passen, en mijn vriendinnen zich goed konden voorstellen dat ze zich aangetrokken zouden kunnen voelen tot vrouwen.

Weg met het hokjesdenken!
Het hokjesdenken gaat dus niet alleen ten koste van een kleine minderheid niet-hetero’s zoals we soms wel denken, maar gaat ons allemaal aan! We willen toch zeker allemaal vrij zijn om te houden van wie we houden, ondanks geslacht of gender, en zonder dat er gelijk een label op ons wordt geplakt?