Vlak voor de start van het studiejaar kwam het grote nieuws. Studentenverenigingen zijn officieel Nederlands cultureel erfgoed. Erfgoed dat we moeten beschermen. Pardon? Zuipcultuur, apenrotsdogma’s, idiote dresscodes, extreme jargons, scheiding tussen man en vrouw, ontgroeningen die stiekem de veiligheidsregels negeren… Moeten we dát beschermen?

Oké, dat is flauw. Dit zijn alleen de ergerlijke dingen. Laten we hoor en wederhoor toepassen. Waarom moeten studentenverenigingen tot cultureel erfgoed behoren? Precies dit vroeg Jeroen Pauw aan initiatiefneemster Inez Stielstra. De studente kwam niet verder dan: ‘Omdat het belangrijk is dat in Nederland bepaalde tradities blijven voortbestaan.’

Nou, oké dan. En nu staat het op de lijst van de Nationale Inventaris. De Nederlandse overheid heeft die instantie in het leven geroepen om cultureel erfgoed te beschermen. Waarom studentenverenigingen bescherming nodig hebben is nog steeds raadsel. Vorig jaar waren er meer inschrijvingen dan ooit.

Bovendien hebben de verenigingen een merkwaardige cultuur. De Nationale Inventaris spreekt ook van ‘het met regelmaat borrelen’ en ‘de mores en de ontgroening’. Waarom zoiets beschermen? Stel, de verenigingen zijn in gevaar en niemand heeft meer zin in die ontgroeningen en alles. Dan mist niemand het toch? Als je zoiets wilt beschermen moet je met meer komen dan ‘het is traditie’.

Ondwarsheden
Zo heeft de Nationale Inventaris ook al ondwarsheden als vreugdevuren, het worstenbroodje, carbidschieten, de circuscultuur, de woonwagencultuur, consumentenvuurwerk, pijproken en Sinterklaas ínclusief Zwarte Piet als cultureel erfgoed omarmd. Allemaal omdat het traditie is. Traditie, traditie, vrouwenbesnijdenis is ook traditie.

Dat stempel ‘traditie’ is gevaarlijk. Het haalt alle dynamiek weg. Iets roest vast, je mag er niet aan morrelen, want het is nu eenmaal traditie. Misschien is dat wel het punt waarop iets júist interessant wordt om kritisch onder de loep te nemen. Júist wanneer mensen de traditiekaart spelen zit er een luchtje aan. Anders kwam de traditieliefhebber wel met argumenten.

Met die kijk is de lijst van de Nationale Inventaris misschien wel bijzonder nuttig! Zodra iets op die lijst komt, is het traditie. Dat betekent dat we het moeten bekritiseren tot we een ons wegen. Een voor een kunnen we zo alle nare gewoontes die ons land huisvest aanpakken.

In het ideale geval is dat een terugkerende bezigheid. Tradities kunnen immers verouderen. Laten we gewoon jaarlijks de balans opmaken: wat is nog oké en wat kan écht niet meer? Uit praktische overwegingen is daarvoor een vaste datum wel handig. Neem nou 19 maart, vlak voordat de lente begint. Dan hebben we elk jaar een landelijke traditie-voorjaarsschoonmaak. Wie doet er mee?