De mens is een kuddedier. Dat hoor je regelmatig met een wijze blik verkondigd worden. Maar wat ik zie is vooral een heel erg individualistische mens. Een mens die geschrokken opkijkt als er per ongeluk iemand tegen ‘m praat in de winkel. Een mens die ongemakkelijk z’n been verplaatst als ie per ongeluk onder tafel tegen z’n overbuurmans voet aanstoot. Een mens waarvan ik me haast niet voor kan stellen dat die zich ooit gemoedelijk met soortgenoten rond een vuurtje nestelde.

Het ultieme voorbeeld van de collectieve angst voor contact met onbekenden aanschouw (en ervaar!) ik dagelijks in het openbaar vervoer, en dan met name in de trein. Iedereen gaat zo ver mogelijk bij elkaar vandaan zitten en legt bij voorkeur een tas op de stoel naast zich om maar vooral duidelijk te maken dat nieuw instappende mensen niet worden uitgenodigd er plaats te nemen.

In de vierzitsopstelling van de NS (Joost mag weten waarom de NS ervoor kiest meer dan de helft van de stoelen in deze opstelling neer te zetten, want ik heb er nog niet één goed argument voor kunnen bedenken…) worden eerst de twee stoelen schuin tegenover elkaar gevuld. Daarna volgt de overgebleven stoel aan het gangpad. En daarna is het een psychologisch gevecht welke reiziger de moed heeft de boze blikken te verdragen die survivalroute over een zestal benen en minstens zoveel tassen opleveren.

“Ik zou willen stellen dat de mens van nature een asociaal dier is.”

Ze zeggen dat de mens van nature een sociaal dier is. En we gunnen elkaar niks. Maar hoewel dit – mede door mijn eigen verwoordingen – klinkt als een tegenstelling, heeft het alles met elkaar te maken. Het leven in een groep heeft niet alleen als direct gevolg dat je binnen de groep bij elkaar hoort, maar ook dat iedereen buiten de groep er NIET bij hoort. Het leven met een groep, betekent even sterk ook het leven zonder de rest van de wereld.

In de psychologie wordt gesproken over een “in-group” en “out-group” effect. Alleen het helpen van en delen met groepsgenoten heeft evolutionair voordeel. Je helpt namelijk elkaar en vergroot dus je overlevingskans. En als je ook nog een bloedband deelt, draag je bij aan elkaars genenoverdracht en leeft jouw eigen familie door. Het is altijd relatief. Je moet beter overleven dan je soortgenoten om een verschil te maken. De één z’n dood is tenslotte de ander z’n brood.

“De mens is van nature een overlever. Een strategische investeerder.”

De verdeling van stoelen in de trein is natuurlijk niet van levensbelang en dient ook geen evolutionair doel. Maar het uitbannen van onbekenden en de natuurlijke vijandige houding naar anderen zit er in gebakken. En je zusje of vriend mag natuurlijk wel naast je zitten. De mens is van nature sociaal noch asociaal.

Maar nu dit geen evolutionair doel meer dient en we niet met elkaar concurreren voor een levensreddende treinstoel, zou ik je willen vragen de volgende keer na te denken als je uit territoriaal instinct je tas asociaal naast je op de stoel zet. Ik ben je concurrent niet, maar ook gewoon een vermoeide treinreiziger.

Dit artikel is deel van de OverDWARS Reistijd.