Op 10 maart a.s. gaan Milieudefensie, de FNV, Greenpeace, DeGoedeZaak, de Woonbond en GroenLinks in Amsterdam de straat op voor het klimaat. Het doel is om in deze mars, de grootste klimaatmars van ons land, op te komen voor een ambitieus, daadkrachtig en eerlijk klimaatbeleid. Een terechte vraag is nu: “Waarom zou ík mee lopen?”. Een betere vraag is wellicht: “Waarom niet?”, want er zijn geen goede tegenargumenten.

Afgelopen december is er na negen maanden polderen een Klimaatakkoord gekomen met een CO2-reductiedoel van 49% in 2030. De effectiviteit van de circa zeshonderd voorgestelde maatregelen wordt momenteel door het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau doorberekend, waarna de coalitie op basis van de uitkomsten knopen moet doorhakken. De maatregelen zullen tot slot één voor één aan de kamer worden voorgelegd.

De FNV, Greenpeace, Milieudefensie en de Natuur- en Milieufederaties staan echter niet achter het akkoord. Enerzijds omdat men de lasten teveel bij de burger neerlegt. Anderzijds omdat het huidige akkoord te weinig dwingende maatregelen voor bedrijven bevat. Zo is er niet voor een CO2-heffing gekozen maar voor een bonus-malus systeem waarin de 300 grootste uitstoters van CO2 met reductieplannen moeten komen. Er zitten echter veel haken en ogen aan dit systeem, zo zijn er te veel manieren voor bedrijven om eronderuit te komen.

Bij mijn pogingen om mensen op te roepen deel te nemen aan de Klimaatmars kwamen ze met een aantal argumenten om juist niet mee te lopen. Ik ga deze tegenargumenten onder de loep nemen, en weerleggen.

Tegenargument: “Bedrijven berekenen de CO2-heffing eenvoudigweg door. De lasten komen alsnog bij de burger terecht.”

Weerlegging: Er wordt volledig voorbijgegaan aan het feit dat de opbrengsten van de CO2-heffing kunnen worden ingezet om diezelfde burger te ontlasten, zoals o.a. voorgesteld door Klaver in het wetsvoorstel van 21 januari. In het huidige akkoord ontvangen bedrijven flinke overheidssubsidies voor technisch moeilijk te beoordelen reductieplannen. Niet zozeer voor daadwerkelijk gereduceerde uitstoot. Deze subsidies zullen uiteindelijk door de burger via hogere energiebelastingen moeten worden opgehoest, de lasten liggen nu dus wél bij de burger. Prijsprikkels voor bedrijven om te innoveren ontbreken en concurrentie tussen bedrijven op basis van CO2-uitstoot wordt niet gestimuleerd.

Als alternatief is een CO2-heffing redelijk eenvoudig in te voeren. De uitstoot kan immers direct en nauwkeurig worden afgeleid uit het energie- en grondstoffenverbruik en het bedrijfsleven weet precies waar het aan toe is. Daarbij worden de lasten ook direct bij de vervuilers zelf neergelegd, waardoor er een prijs- en innovatieprikkel is. De burger kan ondertussen worden gecompenseerd door de teruggave op de energiebelasting voor huishoudens flink te verhogen (zoals Klaver voorstelt). Op deze manier is er wel een kans op breed gedragen maatschappelijke steun voor het klimaatbeleid.

Tegenargument: “Dit zal je op Europees niveau moeten doen, want in een open markt kan je geen lokale heffingen invoeren.”

Weerlegging: Eigenlijk klopt dit wel. Als wij als enige een belasting invoeren dan creëert dit inderdaad een concurrentienadeel ten opzichte van een bedrijf in het buitenland.

Echter, in Europa is het zo geregeld dat hoewel we een gemeenschappelijke markt met gemeenschappelijke regels hebben. De belastingpolitiek is een zaak van de afzonderlijke lidstaten. Daarom hebben alle lidstaten hierin een veto, en om met 28 lidstaten een effectieve en geloofwaardige CO2-heffing in te voeren is dan onhaalbaar. Maar om de doelstellingen van Parijs te kunnen halen is het voor Nederland wel nodig. Onze buurlanden die al verder zijn met klimaatbeleid krijgen zo ook de ruimte om soortgelijke heffingen in te voeren.

Tegenargument: “Jullie hebben echt een punt, maar jullie willen te snel.”

Weerlegging: Een groot klimaatactivist zei ooit: “De urgentie van klimaatactie mag niet worden onderschat.”, aldus Mark Rutte, premier van het groenste kabinet ooit. Een transitie kost inderdaad tijd. Daarom heeft de Nederlandse staat al in 1992 in het VN-Klimaatverdrag erkend dat gevaarlijke klimaatverandering moet worden voorkomen.

Echter, al lang geleden (2010) maakte o.a. het PBL bekend dat de noodzakelijke reductiedoelstellingen in 2020 bij lange na niet gehaald zouden worden, terwijl het Internationaal Energie Agentschap (IEA) destijds al stelde dat CO2-maatregelen na 2020 tot wel 400% kostbaarder kunnen worden. Dit was één van de motivaties voor de organisatie Urgenda om in 2012 de overheid voor de rechtbank te dagen om een CO2 reductie van 40% in 2020 af te dwingen.

Tegen de verwachtingen in werd Urgenda in 2015 in het gelijk gesteld. Ook uit het hoger beroep van 2018 volgde een keihard vonnis van de rechter. Er is sprake van een van een reële dreiging van gevaarlijke klimaatverandering. Hierdoor bestaat er een ernstig risico dat de huidige generaties zullen worden geconfronteerd met het verlies van leven en/of de verstoring van het gezinsleven. Tegelijkertijd is de overheid hiervan al geruime tijd van op de hoogte. Vanuit haar zorgplicht moet de overheid preventieve maatregelen te nemen tegen de grote risico’s van (onbeheersbare) klimaatverandering. Daarbij eist de rechter dat de regering een minimale CO2 -reductie van 25% behaalt in 2020.

Dit vonnis van de rechter pleit niet alleen voor een heldere en duidelijke klimaataanpak (CO2-heffing) maar ook op urgentie. Juist het feit dat een rechter als onafhankelijke partij in het Urgenda-vonnis maatregelen afdwingt, bevestigt dit. Het is tijd dat we iets gaan doen. We moeten niet langer praten over wat we zouden kunnen gaan doen (als het even uitkomt).

Tegenargument: “Wij doen al zoveel, terwijl andere landen de kat uit de boom kijken.”

Weerlegging: Wij hebben in de periode 1990-2016 onze uitstoot met slechts 12% weten te reduceren. Daarmee zijn we in de EU #20 (van de 28). Het aandeel hernieuwbare energie in ons binnenlands energieverbruik is 6%, daarmee laten we alleen Luxemburg achter ons (#27). Een lijstje waar we wel bijna bovenaan staan is de hoeveelheid uitstoot per hoofd van de bevolking. Die is namelijk 12,2 ton CO2 (#5). Wie kijkt hier de kat, of alle katachtigen, uit de boom?

Tegenargument: “De gevolgen zullen meevallen, let jij maar op.”

Weerlegging: Ten eerste, kan dat nooit de mening zijn van iemand die het heeft onderzocht. Uit het rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) blijkt dat Nederland rond 2085 rekening zou moeten houden met een totale zeespiegelstijging van tussen de 25 en 80 cm. Dat kan daarna verder oplopen tot voorbij de 1 meter in 2100. Ook verwachten klimaatwetenschappers een temperatuurstijging van 1,3°C-3,7°C. OOk verwachten zij een toename van de hoeveelheid neerslag met 5-7%, een toename van het aantal hittegolven +3,5-15% en tot wel 30% hogere en lagere waterafvoer in de rivieren. Als mogelijke consequentie voor de landbouw noemt men een afname van 20% van de totale opbrengst.

De algemene weersomstandigheden die klimaatwetenschappers voorspellen zijn drogere zomers, nattere winters en heel heftige neerslag. Bij een gestegen zeespiegel vergroot een hogere waterafvoer in de winter* het risico op overstromingen, terwijl een lagere afvoer in de zomer economische schade in de scheepvaart* en in de landbouw* veroorzaakt (door verzilting). Extreme regenval in piekbuien zorgt vooral voor overlast in de steden* terwijl onze bossen gebukt zullen gaan onder een hoger risico op natuurbranden*.

*: Als 2085 voor u te ver weg is, kon u er in 2018 ook al van genieten.

Tegenargument: “Protesteren heeft geen zin, je verdoet je tijd.”

Weerlegging: Het is begrijpelijk dat mensen zich afvragen wat het nut is van protesteren. Ondanks het feit dat demonstreren erbij hoort in een democratische samenleving. Uit recent onderzoek van de Vrije Universiteit van Amsterdam blijkt dat protesteren juist relatief effectief is. Ongeveer 30% van de protesten behaalde het gestelde doel. Voornamelijk omdat met name een groot protest voor politici moeilijk te negeren is.

Tot slot, wie bang is om nat te worden. Wees gerust er zijn geen (wetenschappelijke) indicaties dat mensen oplosbaar zijn in water. Al met al zijn er dus genoeg redenen om mee te protesteren op 10 maart. Tot dan!