Nederland profileert zichzelf als een land dat zich actief bezighoudt met ontwikkelingssamenwerking. Ook voor GroenLinks is het creëren van een rechtvaardige wereld, met ontwikkelingssamenwerking als speerpunt, één van de prioriteiten. Maar hoe doe je dat eigenlijk, andere landen “ontwikkelen”? En hoe voorkom je het toepassen van de “Westerse maatstaf” op landen met een totaal andere achtergrond en cultuur?

De moderniseringsgedachte
Met “de Westerse Maatstaf” doel ik op het fenomeen dat Westerse landen de problemen en uitdagingen in minder ontwikkelde landen neigen te interpreteren vanuit een “Westers” perspectief, als het ware in een Westerse mal proberen te vangen, om daar vervolgens Westerse oplossingen proberen in te gieten. De “ontwikkeling” waar de Nederlandse politiek dan ook voornamelijk op doelt volgt een moderniseringsretoriek: het idee dat niet-Westerse landen “onderontwikkeld” zijn, of in een vroegere fase van ontwikkeling dan Westerse landen. Dit zouden ze dan kunnen overkomen door het ontwikkelingstraject van Westerse landen te imiteren.

“Het idee heerste dat niet-Westerse landen “onderontwikkeld” zijn.”

Dit idee heeft zijn oorsprong in het werk van de Amerikaanse econoom Walt Whitman Rostow, dat voor het eerst in 1960 gepubliceerd werd. Inmiddels zijn we echter meer dan 55 jaar verder, en blijken deze ideeën uitermate simplistisch en achterhaald. Intussen hebben de noties van duurzame ontwikkeling en wat in het Engels “human development” heet de overhand gekregen in de academische wereld, concepten die ook zijn overgenomen door bijvoorbeeld de World Bank. Hoewel dit zeker een positieve ontwikkeling is, en er dus langzaam afstand wordt genomen van de moderniseringsgedachte, blijft de neiging om de Westerse maatstaf toe te passen in onze toenadering tot minder ontwikkelde landen sterk.

Het huidige kabinetsbeleid
Als we denken over ontwikkeling, hebben we vaak namelijk een bepaald einddoel in gedachte. In “Wat de wereld verdient”, de nota voor het regeringsbeleid op het gebied van handel, investering en armoedebestrijding, vat het huidige kabinet het doel van ontwikkelingssamenwerking als volgt samen: het bevorderen van de democratie, de rechtsstaat en de emancipatie van vrouwen. Dit zijn echter stuk voor stuk Westerse idealen en prioriteiten, die niet altijd van toepassing zijn in andere contexten.

De Westerse Maatstaf
Behalve het stellen van Westerse prioriteiten in ontwikkelingssamenwerking, heeft de Westerse maatstaf natuurlijk ook te maken met hoe we “ontwikkeling” – letterlijk – meten. De mate waarin een staat of land succesvol is drukken we bijvoorbeeld (onder andere) uit als de mate waarin de democratie en rechtsstaat – naar Westers model – geconsolideerd zijn. We spreken dan ook letterlijk van “failed states” of “fragile states” als de staatsvorm en rechtsstaat van een land niet overeenkomen met onze Westerse idealen.

“Het succes van een land drukken we uit in mate van democratie naar Westers model.”

Hetzelfde geldt voor de emancipatie van vrouwen. We meten dit bijvoorbeeld aan de hand van de participatie van vrouwen in het onderwijs, op de werkvloer en in de politiek. Maar deze “maatstaf” is gebaseerd op Westerse ideeën over wat vrouwenemancipatie is, en wanneer dit succesvol is. Het is echter heel goed mogelijk dat er in andere contexten ook andere ideeën bestaan over wat vrouwenemancipatie precies inhoud, en hoe we dit zouden moeten meten en bevorderen.

Oplossingen?
De manier waarop we “ontwikkeling” meten beïnvloedt ook de oplossingen die we toepassen om ontwikkeling te bevorderen. Maar Westerse oplossingen zijn niet altijd succesvol, en werken vaak zelfs averechts. Zo streven we nog altijd naar het creëren van stabiliteit door het oprichten van democratieën en rechtsstaten naar Westers voorbeeld, ondanks het feit dat veel landen na decennia van pogingen om dit te bewerkstelligen hier alleen maar verder vanaf lijken te drijven.

“Het is belangrijk om ons bewust te zijn van de Westerse maatstaf en om in dialoog te gaan.”

Hoe kunnen we voorkomen dat we de Westerse maatstaf zonder meer toepassen in niet-Westerse contexten? En hoe kan dit ons helpen om betere ontwikkelingsstrategieën te bedenken? Ten eerste is het belangrijk om ons bewust te zijn van de Westerse maatstaf, en hoe deze zowel in ons alledaags leven als in de politiek wordt toegepast, zodat we ons vervolgens er kritisch tegenover kunnen opstellen. Verder is het essentieel dat we iedereen die bij “ontwikkeling” betrokken is een kans geven om hun eigen ideeën, waarden en oplossingen te presenteren. Ook is het belangrijk dat we hier vervolgens mee in dialoog gaan. Alleen op die manier kunnen we een duurzame en gelijkwaardige basis vormen voor ontwikkelingssamenwerking.