Fietsen met drie bierkratten op de bagagedrager, fietsen in driedelig pak, fietsen met twee kinderen voor in een bak, bellend fietsen, etend fietsend, drinkend fietsen. Het is een van de dingen waar toeristen zich lange tijd het meest over hebben verbaasd. Uniek in Nederland: iedereen fietst. Maar toch, hoewel dit rijwiel razend populair is in ons kikkerlandje, verloor zij het tot op heden veelal van de auto. Dat is nu anders. Met behulp van de coronacrisis moet de auto wijken voor de fiets en de voetganger in de stad.

En niet alleen in Nederland. In heel Europa wint de fiets aan terrein. Want dankzij de virusuitbraak verplaatst de Europese stedeling zich momenteel te voet of per rijwiel. De WHO benadrukte nog eens dat men er verstandig aan doet zoveel mogelijk lopend of met de fiets te reizen, zodat mensen voldoende afstand kunnen bewaren. Tegelijkertijd zoeken grote steden naar mogelijkheden om de economie weer op gang te brengen. Een mooi moment om dat – met het advies van de WHO in het achterhoofd – anders te doen dan voorheen, zien ook veel stadsbesturen.

Gevolg is dus dat er overal in de stad ruimte voor voetgangers en voor fietsers wordt gecreëerd. In Milaan bijvoorbeeld, voorheen een van de meest vervuilendste steden van Europa, worden de fietspaden als bosjes uit de grond gestampt. De stad zet volledig in op duurzame mobiliteit, zodat men ook na de pandemie ‘schoon’ kan gaan reizen. Ook andere Italiaanse steden, waaronder Rome, blijven niet achter. De stad waar het niet meer dan normaal was om met 6 auto’s breed op een tweebaansweg te rijden, levert op veel plekken de beperkte rijbaan in voor de fiets.

Idem dito voor andere grote steden als Parijs, Budapest, Berlijn. Die Autobahn, l’autoroute, la autopista: ze zijn allen tijdelijk in gebruik als fietspad. Die plotselinge autoluwte in de drukke storm van toeterend en razend verkeer zal voor menig stedeling een verademing zijn. En hetzelfde geldt voor Nederland. De auto heeft ook hier in een klap veel ruimte moeten inleveren. En dat is eigenlijk wel lekker rustig.

De anderhalvemetersamenleving maakt namelijk dat ook hier een grote schaarste is aan ruimte. In de smalle straten van de grotere steden hebben voetgangers en fietsers nu eenmaal voldoende bewegingsvrijheid nodig om de afstand tot elkaar te kunnen bewaren. Dat de geparkeerde of bewegende ruimteverslinder die schaarse ruimte opeist, daar is nu even geen plek voor. Daarbij komt dat naast de voetganger of de fietser, ook de horeca de fysieke ruimte hard hier hard nodig heeft. Daarom zetten steden, zoals Amsterdam en Rotterdam, straten af om de terrasuitbreiding van de cafés en restaurants te faciliteren.

Kortom, voor de lawaaiige ruimtevreter is nu even geen plaats. Lopen, maar ook fietsen doen we daarom momenteel in heel Europa. De vraag is dus niet meer of Nederland uniek is als fietsland. De vraag is of de auto in de toekomst uniek is in de Europese stad. Laten we het hopen. Want uiteindelijk is de klimaatverandering een aanhoudende crisis, of zoals Rob Wijnberg het zo mooi zei: een pandemie is slow motion. En daar draagt de auto nu eenmaal haar steentje aan bij.