“Een duurzaam voedselsysteem voorziet in de voedingsbehoefte van alle mensen, nu en in de toekomst, en beschermt tegelijkertijd de ecologische systemen op aarde.” Zo opent een rapport uit 2016 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. En hun eigen oordeel is duidelijk: “Het huidige voedselsysteem is niet duurzaam.”

Sterker nog, de veehouderij is één van de grootste veroorzakers van uitstoot van broeikasgassen: vlees en zuivel zorgen wereldwijd voor ongeveer 18% van de uitstoot*. Als we een nationale vleesvrije dag zouden invoeren, zou dat hetzelfde effect hebben als een mindering van 1 miljoen auto’s.

De invloed van dierlijke producten op het milieu stopt echter niet bij die uitstoot. De productie van dierlijke producten (beter gezegd: vooral de productie van de gewassen die als veevoer dienen) kost bijvoorbeeld ook veel water. Voor vlees is er zelfs 100 keer zoveel water nodig als voor hetzelfde gewicht aan graan. Volgens de Nederlandse Vereniging voor Veganisme is het water dat gebruikt wordt voor de Nederlandse rundvleesconsumptie zelfs goed om de hele wereldbevolking een jaar lang van drinkwater te voorzien.

“Vleesproductie is waterintensief”

En zelfs daar houdt het niet op: productie van dierlijke producten zorgt ook voor bodemverontreiniging, water- en luchtvervuiling, verzuring en aantasting van de biodiversiteit. Vooral rund- en lamsvlees zijn heel milieubelastend. Het RIVM is er dan ook duidelijk over: “Een verschuiving van dierlijke naar plantaardige voedselproducten is het meest effectief voor bijna alle milieuaspecten.”

Veganistisch eten lijkt hier de meest logische optie, omdat ook zuivel een groot aandeel heeft in klimaatverandering. Waar de Nederlandse vleesconsumptie verantwoordelijk is voor 12 megaton CO2-equivalenten, is dat voor zuivel ook nog 7 megaton. Als we kijken naar waterverbruik is naast de veehouderij echter ook fruit een grootgebruiker.

Daarnaast is er het probleem van het overschot aan fosfaat. De vraag naar zuivel en dierlijke producten is sinds de jaren ‘60 enorm toegenomen, hierdoor is in de loop van de tijd ook te veel fosfaat in de vorm van veevoer aangevoerd. Er wordt op het moment veel meer fosfaat aangevoerd dan afgevoerd, waardoor er ophoping plaatsvindt. Wanneer de grote hoeveelheden fosfaat uitspoelen wordt het oppervlaktewater voedselrijker wat zorgt voor de groei van meer algen en kroos en voor minder biodiversiteit. Ook de provincie Brabant ziet op het moment dit probleem en wil de hoeveelheid vee verminderen.

“Ook veganisme lost niet alles op”

Een veganistisch dieet is dus op zijn minst beter, maar dat betekent natuurlijk niet dat het per definitie ook góed is voor het milieu. Hoewel de meeste soja wordt geproduceerd voor veevoer, zit (ook) in voorverpakte veganistische producten vaak soja of palmolie, waarvoor veel bossen worden gekapt.

Hoewel de kwestie dus gecompliceerder is dan we in vier artikelen konden uitleggen, staat het in ieder geval vast dat een (deels) plantaardig dieet over het algemeen beter is voor zowel het dierenwelzijn en de gezondheid als het milieu.

Gelukkig komen er steeds meer flexitariërs, vegetariërs, flexinisten en veganisten bij, én initiatieven om minder dierlijke producten te eten: als je zelfs eens wilt proberen of plantaardig eten iets voor jou is, kun je in april of oktober bijvoorbeeld een maand lang meedoen aan de landelijke VeganChallenge. Veganistisch eten is makkelijker (en lekkerder) dan mensen vaak in eerste instantie denken, en doet een hoop goed! We hopen dat DWARSers dan ook uitdaging aan willen gaan om hun dieet te veranderen!

* Het aandeel van veehouderij in de totale uitstoot is een beetje discutabel.