Er zijn nog wel eens mensen die er plezier in hebben GroenLinks voor het homoclubje uit te schelden. Misschien terecht, want GroenLinks is 100% prohomo. Maar als zelfs in Nederland, hét liberale homoknuffelende land, een politieke partij zich nog voortdurend moet verdedigen omdat zij homo’s accepteert, gaat er toch ergens iets verkeerd.

In Nederland hoeven homo’s tegenwoordig niet meer de gevangenis in, aan de hormoontherapie of met een afgesneden pik naar huis. Toch wel fijn, want het bleek in de praktijk best lastig die wet te handhaven. Dat kwam niet alleen doordat men ook nog recht heeft op een privéleven en de politie niet bij iedere vermeende homo de slaapkamer kan binnenstormen, maar ook doordat een vaststaande definitie van ‘de homo’ niet bestaat. Van Dale doet liefelijk een poging met ‘iemand met seksuele gevoelens voor leden van het eigen geslacht,’ maar zo simpel is het nou eenmaal niet. Of je homo bent of niet, heeft tegenwoordig meer met meningen te maken dan met feiten.

Wanneer ben je homo?
Wat ik daarmee bedoel is als volgt: de Van Dale legt de lat voor homo-zijn vrij laag, aangezien het hebben van seksuele gevoelens al genoeg is. Je kunt ook van mening zijn dat je pas homo bent als je iets met die gevoelens doet, dus bijvoorbeeld zoenen. Of is een keertje zoenen nog te weinig bewijs om écht homo te zijn? Geslachtsgemeenschap dan? En dan één keer of moet het vaker gebeuren? Of is dit allemaal überhaupt niet relevant? Een man kan vaker seks hebben gehad met een andere man, en alsnog stellig volhouden dat hij geen homo is. Is het dan iemands gedrag of iemands perceptie van zichzelf wat bepaalt of hij homo is of niet?

De term LHBT’ers (lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders) laat deze verwarring al een beetje zien, maar alsnog worden mensen onderverdeeld in termen en daarmee in hokjes. De reden dat het onmogelijk is deze termen overboord te gooien, is dat homo’s in Nederland nog steeds wettelijk worden gediscrimineerd. Dat gaat dan bijvoorbeeld over het feit dat homo’s vaak geen bloed mogen doneren, omdat dat te risicovol zou zijn (terwijl ook gewoon getest kan worden op de gezondheid van de persoon, maar nee – het label homo werkt natuurlijk beter).

Nog een voorbeeld: een stiefvader kan na een jaar met de moeder hebben samengewoond het kind adopteren, terwijl voor lesbische moeders een termijn van drie jaar geldt. Zolang homoacceptatie wettelijk nog niet compleet is, blijft het in ieder geval onmogelijk voor het Nederlandse volk om niet in hokjes te denken.

Sowieso kan het al moeilijk genoeg zijn, want homoacceptatie is nog maar een heel recent fenomeen. Heel lang geleden was homo zijn, onder voorwaarden dan, nog oké. Zo stond het Romeinse Rijk het toe voor een volwassen man om te experimenteren met een andere man zolang deze maar een lagere sociale positie had.

Het taboe op homoseksueel gedrag ontstond vooral door de opkomst van het christendom. Meerdere Bijbelteksten veroordelen homoseksueel gedrag op meedogenloze wijze: in Leviticus en Romeinen staat dat homo’s de dood verdienen. Net als diegenen die seks hebben tijdens de menstruatie of aan dierenseks doen, overigens.

“Wie met een man het bed deelt als met een vrouw, begaat een gruweldaad. Beiden moeten ter dood gebracht worden en hebben hun dood aan zichzelf te wijten.” [Leviticus 20:13]

Nog een lange weg te gaan
Maar laten we weer terugkeren naar de homo’s en het punt dat ik wil maken: want het was pas 1967 – nog geen vijftig jaar geleden dus – toen in Groot-Brittannië homoseksueel gedrag werd gedecriminaliseerd. In 1990 schrapte de WHO het van de internationaal gehanteerde lijst van ziekten. Nederland was vervolgens het eerste land dat het homohuwelijk legaliseerde, in 2001.

Vanaf 2000 mochten homostellen in Nederland kinderen adopteren, maar dan alleen zolang de adoptiekinderen uit Nederland kwamen (deze voorwaarde ontstond doordat niet alle adoptielanden even blij waren met het nieuws dat hun inwoners mogelijk bij homostellen terecht zouden komen en sommige landen, zoals Thailand en India, hadden gedreigd alle adopties stop te zetten). Pas sinds 2009 is het voor homo’s toegestaan kinderen uit het buitenland te adopteren, maar dit is nog steeds lastig doordat de voorwaarden zijn afgestemd op heterostellen en adoptielanden randvoorwaarden creëren om alsnog zo veel mogelijk homo’s weg te jagen.

Als in Nederland, het land dat juist zo voorloopt op de rest van de wereld qua homoacceptatie, homostellen pas sinds 2009 buitenlandse kinderen mogen adopteren, laat dat wel zien hoe enorm slecht het gesteld is met de homoacceptatie wereldwijd. Daarom probeert GroenLinks via de Europese Unie hieraan te werken. Momenteel wordt in de EU al gewerkt richting wederzijdse erkenning van legaal gesloten huwelijken, in de hoop dat op den duur alle lidstaten aan het homohuwelijk dezelfde rechten zullen toekennen als aan een traditioneel huwelijk. Daarnaast kan de EU ook eisen stellen aan de homorechten van landen als voorwaarde om verder te mogen gaan in het toetredingsproces.

Homo’s in Nederland moeten kortom beseffen hoe goed hun situatie is in vergelijking met de rest van de wereld en de recente geschiedenis, maar net als dat het feminisme belangrijk blijft zolang vrouwen nog niet op alle vlakken dezelfde rechten hebben als mannen, is het ook belangrijk aandacht te blijven schenken aan de LHBT-gemeenschap in Nederland, zolang zij nog steeds worden gediscrimineerd – wettelijk en in de praktijk.

Laten we eerlijk zijn: als we ze niet meer willen castreren of opsluiten in een psychiatrisch ziekenhuis en we ze de kans geven te handelen naar hun homoseksuele gevoelens, kunnen we niet kwaad worden als ze dat ook daadwerkelijk doen.