Het was het weekend van 6 tot en met 9 juni 2024 en in Europa werden de op een na grootste verkiezingen ter wereld gehouden: de verkiezingen voor het Europees Parlement. 179,5 miljoen mensen in de 27 lidstaten kozen wie hen ging representeren in de 720 zetels van het Europees Parlement, het democratische orgaan van de Europese Unie (EU). Hoewel de Nederlandse media Europese politiek meestal weinig aandacht geven, kwamen de verkiezingen deze keer toch redelijk aan bod. Er waren debatten, er werd uitgelegd hoe het Europees Parlement in elkaar steekt en de belangrijkste verkiezingsonderwerpen werden bij verschillende talkshows besproken.

Desondanks was er bij mij wel een grote ergernis over hoe dit destijds gebeurde. Er werd namelijk steeds gepraat over een verwachtte ‘ruk naar rechts’ van het Europees Parlement, iets wat naar mijn mening een overdrijving was van de feiten. De drie meest radicaal rechtse groepen in het Europees Parlement (ECR, PfE en ESN) groeiden namelijk samen van 135 naar 187 zetels in een parlement van 720 zetels, een groei van maar 7,2% verdeeld over drie partijen. De overdrijving van de Nederlandse media over deze ‘ruk naar rechts’ was hierbij verder ook niet nieuw, aangezien ze het de afgelopen jaren regelmatig benoemen, vaak zonder (voldoende) ondersteunende data. Ik besloot daarom om zelf onderzoek te gaan doen naar deze ‘ruk naar rechts’ en de groei van extreem en radicaal rechtse partijen in de EU in objectieve, meetbare cijfers uit te kaarten. Nu, meer dan een jaar later, is de analyse klaar en wil ik mijn resultaten graag delen. De realiteit is namelijk veel erger dan ik 14 maanden geleden had verwacht.

De Europese Groepen

In het onderzoek heb ik alle nationale verkiezingen in de EU sinds 2019 geanalyseerd. Om hierbij op een makkelijke manier te onderzoeken of extreem en radicaal rechtse partijen in de EU kleiner of groter worden, is er gebruik gemaakt van de Europese groepen. De Europese groepen zijn in het kort internationale groepen van gelijkgestemde nationale partijen en parlementariërs in het Europees parlement. Zo zitten bijvoorbeeld de sociaaldemocratische partijen uit 26 van de 27 EU-lidstaten samen in de Europese groep S&D. Naast de in totaal acht Europese groepen die er zijn (The Left, Greens, S&D, Renew, EPP, ECR, PfE en ESN) zijn er ook nog de Non-Inscrits (NI). Dit is een groep partijen en parlementariërs die wel in het Europees Parlement zitten, maar zich niet kunnen vinden in een van de acht groepen en daarom geen groep hebben. En in de nationale parlementen van de 27 lidstaten zitten verder ook partijen die zowel niet in het Europees Parlement zitten, als niet aangesloten zijn bij een Europese groep. Deze partijen zijn in het onderzoek allemaal gesorteerd onder de groep ‘No Representation’ (NoR). In het onderzoek is de uitslag van iedere nationale verkiezing sinds 2019 omgerekend naar deze Europese groepen en uitgedrukt in een percentage van het totaal aantal zetels van dat nationale parlement. Een voorbeeld: bij de Nederlandse verkiezingen van 2023 behaalde de EPP 23,3% van de zetels in de Tweede Kamer (NSC: 20 + BBB: 7 + CDA: 5 + CU: 3 = 35 van de 150 zetels) en kwam Renew uit op 22,0% (VVD: 24 + D66: 9 = 31 van de 150 zetels). Op deze manier is van alle 27 lidstaten de zetelverdeling in de nationale parlementen tussen 2019 en 2025 in kaart gebracht. Van al die gegevens kon vervolgens een gemiddelde worden uitgerekend over de gehele EU, met als resultaat Grafiek 1.

Grafiek 1: Percentage zetels Europese groepen in nationale parlementen EU

In Grafiek 1 kunnen een paar ontwikkelingen worden waargenomen. De eerste ontwikkeling is dat de drie grote centrum partijen (EPP, S&D, Renew) de afgelopen zes jaar alle drie hebben ingeleverd, met de S&D als grootste verliezer. De EPP is van 28,4% naar 26,5% gegaan, de S&D van 21,8% naar 18,0% en Renew van 17,0% naar 14,2%. Het verlies van deze partijen is vervolgens niet eerlijk verdeeld over de flanken, maar eigenlijk alleen naar rechts gegaan en dan vooral naar extreemrechts. The Left en de Greens zijn namelijk samen gedaald van 12,4% naar 10,5%,[1] terwijl de PfE/ID[2] en de ECR daarentegen samen zijn gegroeid van 12,4% naar 19,4%.[3] Daarnaast is er in 2024 nog een nieuwe rechtse partij bijgekomen, de ESN, die in 2025 is gegroeid tot 2,0% van alle nationale parlementszetels in de EU. Dit betekent dat anno 2025 radicaal tot en met extreem rechtse partijen samen 21,4% van alle zetels in de nationale parlementen van de EU hebben en dus groter zijn dan zowel de liberalen als de sociaal democraten. En dat is niet het enige. In de analyse is ook gekeken naar het hoofd van de regering van iedere lidstaat en de ontwikkelingen daarin (zie Grafiek 2). Waar in 2019 er bijna een gelijke verdeling was tussen de S&D, Renew en de EPP qua regeringsleiders (7:7:8), is de EPP met 11 regeringsleiders tegenover de 4 van Renew en de 3 van de S&D in 2025 dominant geworden. Daarnaast is de ECR gegroeid van 1 naar 3 regeringsleiders en heeft PfE/ID er sinds 2024 ook een. Van een ruk naar rechts kan op dit vlak dus wel zeker gesproken worden.

Grafiek 2: Aantal regeringsleiders in de EU per Europese groep

De groei van rechts lijkt daarnaast ook niet te stoppen. Sinds 2022 is geen van de centrum partijen de grootste groeier meer en staan de rechtse partijen bijna altijd in de plus cijfers, vaak zelfs als allergrootste. In 2022 groeide de ECR het meest, in 2024 de PfE en de ESN en in 2025 tot nu toe de ESN (zie Grafiek 3). Daarnaast is er nog een zeer zorgwekkende ontwikkeling in 2023 begonnen: extreemrechtse partijen winnen voor het eerst ook consistent verkiezingen. Het begon in Nederland met de overwinning van de PVV in 2023. Vervolgens won in 2024 de FPÖ in Oostenrijk en kwamen Vlaams Belang (België), Rassemblement National (Frankrijk) en CHEGA (Portugal) allemaal in de top drie grootste partijen uit bij hun verkiezingen. In 2025 lijkt de trend alleen nog maar te verergeren, met de tweede plek voor zowel de AfD (Duitsland) als wederom CHEGA (Portugal) en de verwachte verkiezingswinst (als we de peilingen ten minste mogen geloven) van zowel de PVV als ANO 2011 (Tsjechië) in oktober. Met deze resultaten was de PfE in 2024 voor het eerst succesvoller dan een van de drie centrale Europese groepen en lijken ze in 2025 zelfs de meest succesvolle Europese groep te gaan worden op het gebied van verkiezingswinsten.

Grafiek 3: Groei Europese groepen in de nationale parlementen van de EU

De Problematisch Partijen

Bij de beschreven resultaten moeten echter wel nog twee correcties worden toegevoegd. Ten eerste is Grafiek 1 het resultaat van het gemiddelde van alle 27 lidstaten. Dit houdt in dat bijvoorbeeld Malta, een lidstaat met een populatie van iets meer dan een half miljoen, even zwaar meetelt als Duitsland, een lidstaat van 83 miljoen inwoners, wat de resultaten redelijk vervormd. Daarnaast zitten niet alle radicaal en extreem rechtse, of zoals ik ze graag noem ‘problematische’ partijen, bij de ECR, PfE of ESN. Sommige zitten namelijk bij de Non-Inscrits of niet eens in het Europees Parlement, zoals bijvoorbeeld het Roemeense S.O.S. România, de Griekse Spartans Partij en het Slowaakse SNS.

Naast de al getoonde resultaten en grafieken, is er in het onderzoek daarom ook een overzicht gemaakt van het percentage ‘problematische’ partijen per lidstaat anno juli 2025 (zie Tabel 1). Onder ‘problematische’ partijen worden hierbij alle partijen van de PfE en ESN gerekend, plus nog andere antidemocratische, anti-EU, pro-Russische, ultranationalistische en/of neofascistische partijen die niet bij een Europese groep zijn aangesloten. Als laatste zijn niet alle ECR partijen direct onder ‘problematische partijen’ gerekend. Sommige, zoals bijvoorbeeld de SGP en het Tsjechische ODS, zijn geen antidemocratische of ultranationalistische partijen, maar eerder conservatief en tot een zekere hoogte nationalistisch en daarom naar mijn mening niet gelijk problematisch voor de EU en haar democratieën. Andere ECR partijen kunnen daarentegen zeker wel tot problematisch worden gerekend, zoals de antidemocratische, Poolse PiS partij, of het Roemeense AUR en het Italiaanse Fratelli d’Italia van Giorgia Meloni door hun neofascistische connecties. Alleen aangezien deze onderscheiding zeer grijs gebied is, zijn alle non-problematische ECR partijen in de tweede kolom na “of” ook meegerekend. Dus bijvoorbeeld bij Tsjechië is in de eerste kolom ODS niet meegerekend (46,0%), maar in de tweede kolom wel (63,0%).

Alle problematische partijen en ECR partijen meegerekend, komt het gemiddelde in de EU op 26,7% te liggen, 5,3% hoger dan de 21,4% als alleen de ECR, PfE en ESN worden meegerekend. Daarnaast laat de tabel zien dat vooral in kleinere lidstaten, zoals Malta, Slovenië en Luxemburg, een laag percentage aan problematische partijen hebben. Dit betekent dat de populariteit van deze partijen in de gehele EU een stuk hoger ligt dan Grafiek 1 laat blijken. Als er alleen naar de tien grootste lidstaten wordt gekeken (Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Polen, Roemenië, Nederland, België, Tsjechië en Portugal), samen goed voor 81,5% van de totale populatie van de EU, schiet het aantal problematische partijen omhoog naar 29,7%. En met alle ECR partijen meegerekend, schiet het percentage zelfs naar 33,3%.

Iedere Verkiezing Telt

Kijkend naar de resultaten van het onderzoek kan worden gesteld dat er sinds 2019 wel degelijk van een ‘ruk naar rechts’ kan worden gesproken. Waar in 2019 de ECR en ID samen 12,4% van alle zetels in de nationale parlementen van de EU in handen hadden, is dat in juli 2025 (samen met de ESN) gestegen naar 21,4%. Daarbovenop, met alle andere antidemocratische, anti-EU, pro-Russische, ultranationalistische en/of neofascistische partijen meegerekend, stijgt dit percentage naar 26,7% en zelfs 33,3% in de tien grootste lidstaten. En de populariteit van deze partijen lijkt hierbij niet minder te worden. Sinds 2022 horen de ECR, PfE en/of ESN bijna ieder jaar bij de snelst groeiende Europese groepen en lijkt de PfE in 2025 zelfs de meest succesvolle Europese groep te worden. Waar dit onderzoek daarom eerst voortkwam uit mijn persoonlijke nieuwsgierigheid, is het met deze resultaten inmiddels een waarschuwing geworden voor iedereen die achter de Europese Unie en haar waarden van menselijkheid, vrijheid, democratie, rechtstaat en gelijkheid staat. Overal in de EU groeien partijen die vrij weinig zien in deze waarden en die decennia aan politieke strijd voor een sterker, vrediger en meer accepterend Europa zonder om te kijken bij het oud vuil willen zetten. Deze partijen geloven niet in klimaatverandering, willen het liefst de EU en haar instituties uithollen tot een leeg omhulsel, adoreren figuren als Poetin en Trump en verspreiden haat en misinformatie over hen die zij als minder zien, of dat nou homo’s, migranten, moslims of vrouwen zijn. Hun groeiende opmars is niet langer speculatief of overdreven, het is de nieuwe werkelijkheid. Het gaat niet meer over liberaal tegenover sociaal, maar om democratisch tegenover ondemocratisch, pro-Europees tegenover ultranationalistisch en het meest belangrijk van allemaal, hoop tegenover haat. En daarbij telt iedere stem, zetel en verkiezingswinst mee.

[1] The Left van 6,8% naar 5,9% en de Greens van 5,6% naar 4,6%.

[2] Identity and Democracy (ID) was een groep in het Europees Parlement van 2019 tot 2024. In 2024 is de partij opgegaan in het nieuwe Patriots for Europe (PfE) van Viktor Orban. Vandaar dat in de grafieken ook PfE/ID staat.

[3] ID/PfE van 4,7% naar 9,7% en de ECR van 7,7% naar 9,7%.