De Stonewall-rellen van 1969 worden over het algemeen gezien als het begin van de moderne queer-beweging. Dat betekent echter niet dat daarvoor niemand al nadacht over queer-emancipatie. Één van de belangrijkste vroege voorvechters van homo- en transrechten was Magnus Hirschfeld (1868 – 1935), een Duitse arts en seksuoloog die wetenschap combineerde met activisme.

Magnus Hirschfeld werd op 14 mei 1868 geboren in een Joods gezin in Kolberg, een stad die nu onderdeel is van Polen, maar die toen in het Koninkrijk Pruisen lag. Hij studeerde medicijnen en werd arts. De zelfmoord van een van zijn patiënten in 1896, een jonge legerofficier die niet meer met zijn homoseksualiteit kon leven, maakte grote indruk op de jonge Hirschfeld. Vanaf dat moment hield Magnus zich steeds meer bezig met seksualiteit. Volgens Hirschfeld was homoseksualiteit aangeboren en niet te “genezen”, en zouden alle wetten tegen homoseksualiteit daarom afgeschaft moeten worden. Hij vatte zijn standpunt samen in een citaat van Friedrich Nietzsche: “Wat natuurlijk is, kan niet immoreel zijn.”

In 1897 richtte hij met een aantal medestanders het Wissenschaftlich-humanitäres Komitee (WhK)Vertaling: het wetenschaps comité, een groep mensen, gericht op onderzoek naar de mensheid. Het WhK was de eerste organisatie ter wereld die homoseksualiteit legaal maken als hoofddoel had. Een van de eerste initiatieven van het WhK was een petitie om Paragraaf 175 – het artikel in het Duitse Wetboek van Strafrecht dat homoseksualiteit strafbaar stelde – af te schaffen. Hoewel de petitie in de ReichstagDe Reichstag was het parlement van het Duitse Keizerrijk en de Weimar Republiek werd besproken, werd ze niet aangenomen. Wel kreeg de petitie steun van enkele prominente leden van de SPD (Sociaaldemocratische Partij Duitsland) en van veel prominente wetenschappers en intellectuelen.

Hirschfeld in de Weimarrepubliek

In 1919 richtte Hirschfeld in Berlijn het Institut für Sexualwissenschaft op. Dit was ’s werelds eerste onderzoeksinstituut op het gebied van seksualiteit. Behalve onderzoek hield het instituut zich onder andere bezig met voorlichting, huwelijks- en sekstherapie en de behandeling van soa’s, vruchtbaarheidsproblemen en verslavingen. Daarnaast huisde het instituut archieven, een bibliotheek en zelfs een museum voor toeristen.

In 1919 was Hirschfeld ook betrokken bij de film ‘Anders als die Andern’ (Anders dan de anderen), een van de eerste films die openlijk over homoseksualiteit ging. In deze film speelde hij min of meer zichzelf in de rol van een arts die betoogt dat homoseksualiteit geen ziekte is. Voor alle duidelijkheid werd Paragraaf 175 aan het einde van de film doorgestreept. In 1920 trad echter een nieuwe wet (de zogenaamde Lichtspielgesetz) in werking die verschillende filmonderwerpen verbood, waardoor Anders als die Andern niet aan het brede publiek mochten worden getoond: de film mocht alleen nog maar worden bekeken door artsen en andere specialisten.

Hirschfeld was daarnaast een pionier in het onderzoek naar en het opkomen voor mensen die we nu transgender zouden noemen. Zo had hij in 1910 de term ’travestiet’ gemunt, een begrip dat zowel het moderne ‘crossdresser’ als ‘transgender’ kon omvatten en tegenwoordig overigens eerder als scheldwoord wordt gezien. Het was destijds verboden om kleding te dragen die niet overeenkwam met iemands wettelijke geslacht, maar Hirschfeld wist een regeling voor elkaar te krijgen waardoor mensen in het openbaar de kleding konden dragen waar zij zich fijn bij voelden, zonder bang te hoeven zijn voor vervolging door de politie. Dit kon door middel van een zogenaamd ‘Transvetitenschein‘, een soort identiteitskaart. In 1922 muntte hij ook de, al wat moderner klinkende, term ’transseksueel’. Ook vonden in het Institut für Sexualwissenschaft enkele van de eerste geslachtsbevestigende operaties plaats.

6 mei 1933: de plundering van het Institut für Sexualwissenschaft

1933: Nazi studentenbijeenkomst met een gestolen beeld van Magnus, Berlijn

Als linkse, homoseksuele, en joodse intellectueel was Hirschfeld de ideale boeman voor conservatieven en rechtse nationalisten. Zodoende werd hij in de jaren ‘20 meermaals (bijna) slachtoffer van extreem-rechts geweld. Wellicht besefte Hirschfeld mede hierdoor al vroeg dat er een storm op komst was in Duitsland: in 1930 ging hij op een wereldwijde tour om lezingen te geven en keerde hij nooit meer terug naar Duitsland. Op 6 mei 1933 vielen de Nazi’s het Institut für Sexualwissenschaft binnen en plunderden de bibliotheek. Het instituut werd grotendeels verwoest tijdens de plunderingen en talloze boeken uit de bibliotheek werden verbrand. Magnus Hirschfeld stierf in Nice, Frankrijk in 1935. Op zijn grafsteen staat zijn levensmotto: ‘per scientiam ad justitiam’:‘rechtvaardigheid door wetenschap’.

Het verdere verloop van Paragraaf 175

Hirschfelds strijd tegen Paragraaf 175 leek hiermee verloren. De Weimairrepubliek De Weimarrepubliek was Duitsland na de Eerste Wereldoorlog. De republiek werd gesticht toen de Duitse keizer was afgezet. Toen Adolf Hitler de macht greep kwam er een einde aan de Weimarrepubliek en werd Duitsland een nazistisch land stond internationaal bekend om haar bloeiende gay scene, maar nadat de Nazi’s aan de macht kwamen sloten zij de clubs en bars en verboden publicaties die over het onderwerp gingen. Paragraaf 175 werd in 1935 verder aangescherpt, waardoor ook mannen die samen hadden gemasturbeerd of elkaar hadden omhelsd vervolgd konden worden. Bovendien werd er een nieuw onderdeel aan de wet toegevoegd, Paragraaf 175a, waardoor mannelijke prostitutie, seks met een man jonger dan 21 jaar en verhoudingen tussen een leraar en leerling of een werkgever en werknemer nog zwaarder bestraft konden worden. Het aantal veroordelingen op grond van Paragraaf 175 namen door deze maatregelen enorm toe. Veroordeelden die in een concentratiekamp terechtkwamen kregen een roze driehoek opgespeld. Deze roze driehoek groeide in de jaren ‘70 uit tot symbool van de homobeweging.

Na de ondergang van Nazi-Duitsland gingen Oost- en West-Duitsland verschillend om met homoseksualiteit. In het communistische Oost-Duitsland werd Paragraaf 175 vanaf 1957 in de praktijk al niet meer gehandhaafd, en in 1968 werd de wet officieel afgeschaft.

In West-Duitsland hanteerde men daarentegen de strengere versie van Paragraaf 175 die door de Nazi’s was ingevoerd, als één van de weinige wetten afkomstig uit Nazi-Duitsland die niet afgeschaft of herschreven werd. Er werden dan ook geen excuses aangeboden aan de homoseksuelen die in kampen hadden vastgezeten; zij werden simpelweg gezien als criminelen die terecht waren gestraft. Het aantal veroordelingen onder Paragraaf 175 lag hierdoor een stuk hoger in West-Duitsland dan in de Weimarrepubliek.

In 1969 werd consensuele seks tussen twee mannen in West-Duitsland legaal, hoewel Paragraaf 175a intact bleef. In 1973 werd de wet verder hervormd, waarbij onder meer de consentleeftijd verlaagd werd. Pas in 1994, na de Duitse eenwording, werd Paragraaf 175 volledig afgeschaft. Juridisch gezien kon je dus beter gay zijn in Oost-Duitsland dan in West-Duitsland. Tegelijkertijd genoot men in het Westen wel meer culturele vrijheden, terwijl de regering van de DDR gefixeerd bleef op hoge geboortecijfers en vage ideeën over ‘socialistische mannelijkheid’.

Hirschfelds nalatenschap

Vanaf de jaren ‘70, toen de moderne lhbti-beweging opkwam, werd de geschiedenis van de vroege Duitse homorechtenbeweging waar Hirschfeld deel van uitmaakte een onderzoeksonderwerp voor (queer-)historici. Daarbij ontstond ook een kritische stroming, beïnvloed door het denken van Michel Foucault, die zijn twijfels had over Hirschfeld.

Deze kritische historici brachten zijn medisch-biologische aanpak en zijn interesse in eugeneticahet streven naar de verbetering van de genetische samenstelling van een bevolkingsgroep door mensen met bepaalde ongewenste kenmerken van voortplanting uit te sluiten of door de meest geschikte mensen juist aan te moedigen zich voor te planten. in verband met de raszuiverheidspraktijken van de Nazi’s. Andere historici wijzen erop dat dergelijke ideeën voor de Tweede Wereldoorlog niet alleen onder rechtse nationalisten voorkwamen, maar dat eugenetica ook aanhangers kende in liberale, progressieve en socialistische kringen, en ook typisch was in Hirschfelds omgeving van artsen en seksuele hervormers uit de middenklasse. Dat maakt Hirschfelds opvattingen over eugenetica natuurlijk niet minder kwalijk.

Het is dan ook niet het doel van dit artikel om Magnus Hirschfeld te verheerlijken. Hoewel hij op veel punten zijn tijd ver vooruit was, koesterde hij ook enkele zeer problematische denkbeelden. Wel hoop ik dat dit artikel een korte introductie kan zijn tot een onderbelicht en, naar mijn mening, fascinerend deel van de geschiedenis. Ik heb daardoor niet elk aspect en elke nuance kunnen benoemen. Daarom nodig ik iedereen uit om zichzelf in het onderwerp te verdiepen. Voor een stevige kritische analyse over Hirschfeld is dit artikel van de Nederlandse historicus Harry Oosterhuis een goed voorbeeld. Voor een vollediger beeld van de geschiedenis van de vroege Duitse homobeweging kan ik Queer Identities and Politics in Germany van Clayton J. Whisnant aanbevelen dat een belangrijke bron voor dit artikel is.